Richting Alpen
Dit is al de zoveelste keer dat ik voor de 100 Cols naar Frankrijk ben
gereden. Dit keer is er geen lange etappe gepland. Het gedeelte van de 100 Cols
dat ik hoop te rijden is maximaal 452 km lang en zal me dan van Malaucene naar
St. Paul, aan de voet van de Col de Vars, moeten brengen. Dat is tenminste, als
alles goed gaat. In deze etappe zit een grote, of beter een hoge, onzekerheid:
de Col de la Bonette. Met zijn minimale hoogte van 2715 m, om de Cime de la
Bonette zelfs 2802 m, is het geen bult om licht over te denken. Er kan op dat
deel van de route van alles tegen zitten. En er zal van alles tegenzitten. Vandaar dat ik aan het eind van de dag
die me over de Bonette moet brengen, nog geen hotel heb geserveerd. Verder is
alles rond en wordt ook alles gefietst. Dit verhaal beslaat dus meer dan alleen
het gedeelte van de 100 Cols.
Vaison la Romaine - Céreste
Het was me het dagje wel. Dat was echt afzien die eerste dag. Niet zozeer
dat de 117 km’s te veel waren. Nee, dat moest wel kunnen. Mijn grootste vijand
stond op circa 8 lichtminuten afstand; de zon. Maar goed, beginnen bij het
begin.
Na het ontbijt heb ik eerst de auto in de garage gezet. Deze mag de komende week
hier mooi binnen blijven staan. Dan omkleden, afrekenen en naar de auto om alles
uit/op te pakken. Het meeste zat al in de tassen, dus het laatste pakken viel
mee. Als ik de fiets naast de auto heb staan, mis ik de knobbel waar de helm
altijd aanhangt. Shit, ik heb de fietstas vergeten. Dus ik mis twee
binnenbanden, plakspullen en mijn slot. Een reserve setje plakspullen zit
gelukkig in de tas. Uit de gereedschapkist zoek ik nog een nieuwe binnenband. De
schade valt mee.
Dan gaat het op pad. De 10 km naar Malaucene valt vies tegen. Het gaat valsplat
omhoog met tegenwind. Er wordt een startstempel gescoord en de rit kan beginnen.
De eerste col, Pas du Voltigeur, stelt met 328 m niets voor, maar wordt wel op
de foto gezet. Het is immers de eerste.
In Mollans wordt een verplichte stempel gehaald. Dan gaat het richting eerste
echte col; Col de Fontaube (635 m). Het gaat zwaar, de zon brandt en het is
eigenlijk veel te heet. In de verte kijk ik tegen de Ventoux. Die ligt daar
mooi, gewoon laten liggen.
In Montbrun wordt opnieuw een verplichte stempel gehaald. Nu komt de klim van de
dag. Over 15 km klim ik van 510 m naar 1212 m. Het wil niet; ik ben niet vooruit
te branden. Het is te heet. Dat wordt nog wat de komende dagen. Bij Barret, 2 km
voor de tussen-col, moet ik van de fiets. Het gaat niet meer. Na een paar
minuten rust zwoeg ik verder. Ik stop even op de Macuegne en fiets door; nog 5
km te klimmen. Na een paar km moet ik weer stoppen. Ik ga in de schaduw op een
steentje zitten. De temperatuur (40 °C op de teller) moet omlaag. Met moeite
wordt de col gehaald. De helm gaat op en snel omlaag. Er staat hier een fris
briesje, de temperatuur zakt iets. Ik rij nu tussen de lavendelvelden door.
Jammer dat het nog niet bloeit.
Het gaat een beetje op en neer, maar ik schiet nu redelijk op. Dan even een
kleine cote op en het gaat verder naar Oppedette. Deze cote is minstens zo erg,
maar heeft geen naam. Nu gaat het eindelijk langzaam omlaag richting Céreste.
Hier wacht me nog een onaangename verrassing; de cote de Céreste. Deze ligt zo
dat de zon me vol vat. Even na vijven sleep ik me het hotel in. Vandaag heb ik
gered. Nu afwachten wat de nacht wordt.
Céreste - La Palud sur Verdon
Het weer ziet er slecht uit als ik op sta; de zon brand al weer fors. Na een
echt frans ontbijtje, weinig dus, stap ik op de fiets. Ik begin bijna direct aan
de eerste klim. Het gaat nu nog wel, het zou niet warmer mogen worden. De klim
naar de eerste col verloopt redelijk voorspoedig. Het gaat niet super, maar
toch. Dan lekker afdalen. Toch is het nu al te warm. Eigenlijk hoor je een jasje
aan te trekken bij een afdaling, of minimaal trek je de rits helemaal omhoog.
Dat is zelfs op dit vroege uur niet nodig. In een shirtje met de rits open tot
midden op de buik daal ik af.
Vanaf Vitrolles volgt een schitterende route, maar niet mijn favoriet. Volgens
de beschrijving krijg ik twee cotes tot aan Manosque. Ja, ja; twee én de rest.
Manosque is een verplichte stempelplaats. Ik besluit het station te proberen. De
beste man begreep het niet helemaal, maar ik krijg toch een stempel. Het is
ondertussen al bijna middag en ik ben nog niet halverwege. Het gaat niet lekker.
De Cote de Vallongue is zeker niet steil, maar wel lang. Er lijkt geen einde aan
te komen. En de temperatuur? Die stijgt al weer naar grote hoogten. Het probleem
is volgens mij niet zozeer de feitelijk temperatuur, als wel het feit dat we nog
geen warme dagen hebben gehad en het lichaam hier niet aan gewend is.
In Riez gooi ik de bidons opnieuw vol. Ik had nog wel een reserve, maar er komt
nog 37 km met hoofdzakelijk klimwerk. Langzaam gaat het over een grote weg
richting bergen. Een beetje op, een beetje neer. Gelukkig is er een enkele keer
iets schaduw.
Op een gegeven ogenblik komt in de verte een helder blauw meer in zicht; het Lac
de Ste. Croix. Na een afdaling sta ik voor de afslag naar Moustiers. Dat dorp
ligt verhoogd tegen de bergwand aan geplakt. De zon staat er vol op te branden.
Zal ik door het dorp rijden of niet? Toch maar doen. Het is een mooi, klein
dorpje. Maar ja, dat weten al die honderden toeristen ook. Het is constant
opletten dat er niet iemand voor je fiets loopt. Dan staat er een man naast de
weg te wijzen naar zijn vrouw. "Gaan we die kant uit of die kant?" Ik kan het
niet laten en zeg "Die kant" wijzend in mijn fietsrichting.
Na een korte stop gaat het verder; het ergste moet nog komen. Een eindje verder
bij de afslag naar het meer, staan twee agenten langs de weg, Eentje zelfs met
de karabijn in de aanslag. Gelukkig zijn ze niet op zoek naar malloten, dus ze
negeren mij.
Het eerste deel van de klim richting Grand Canyon du Verdon gaan opmerkelijk
soepel. Een aantal keer wordt er gestopt om van het uitzicht te genieten. Na de
Col d'Olivier wordt het moeilijker. Ik krijg weer last van de hitte en de vaart
is er helemaal uit. Dan is 7 km klimmen een heel eind. Uiteindelijk wordt de Col
d'Ayen toch bereikt, al was het wel zwoegen. Nu vanaf ruim 1000 m een stukje
afdalen en ik ben bij het hotel. Nog steeds hoeft zelfs de rits van het shirtje
niet omhoog. Het hotel zit redelijk in het centrum. De kamer en de badkamer zijn
prima voor mij. Alleen jammer dat de gang ertussen zit!
La Palud sur Verdon - Entrevaux
Over het weer begin ik niet, dat is toch weer hetzelfde; om 9 uur 20 °C, om
11 uur 30 °C en hooguit boven 1000 m 5 °C minder. Na een ontbijtje voel ik me
nog steeds slap. Als het niet beter wordt, wordt het niets vandaag. Maar snel op
de fiets, want op de fiets valt het altijd weer mee.
Het is uniek vandaag, ik begin met een afdaling. Ik slinger omlaag, klim weer
iets, daal weer eens tot ik echt langs de Verdon rij. Even gaat het door een
smalle kloof, dan bereik ik Pont de Soleils. Hier gaat het rechts de brug over
en er begint een lange klim. Het golft langzaam langs de Jabron omhoog. In het
dorp Jabron moet ik verplicht een stempel halen. Maar het is geen dorp, het is
amper een gehucht te noemen. Een paar huizen op een stukje rots. Er is zo
weinig, dat de korstmossen van armoede maar op de verkeersborden groeit. En om
nou op maandagochtend vroeg een restaurant te proberen. Dan maar geen stempel.
Ik besluit buiten het dorp het plaatsnaambord maar te fotograferen. Misschien
dat Brenon groter is. Langzaam klim ik door. Helaas, Brenon is amper groter dan
Jabron. Hier maak ik een foto van een ander bord met plaatsnaam. Volgens de
routebeschrijving volgt er nu een col. Kennelijk heb ik even niet opgelet, want
ik heb niets gezien. In het volgende dorp, weer iets groter, schiet ik een
cafeetje voorbij. Te laat, geen zin om volledig in de remmen te gaan. Dan maar
geen stempel. Het gaat nu langzaam iets omlaag tot ik op een grotere weg kom.
Hier moet ik links, omlaag. Ik kan echter de verleiding niet weerstaan en sla
rechts af. Na 500 m sta ik op de Col de Clavel (1060 m).
Hier eet ik iets (op precies de zelfde plek als waar Gerrit ook heeft zitten
eten) en rij dan toch maar aan de juiste kant omlaag. Een paar afslagen verder
gaat het richting St. Auban. Langzaam golf ik door het terrein. De fut is er nog
steeds niet om hard te rijden. Het weer is hier op 1000 m wel iets beter. Zo nu
en dan drijft er zelfs een wolkje voor de zon langs. Maar let op; niet te vaak
en zeker niet te lang.
Dan wordt St. Auban bereikt. Weer zo'n dorp tegen de rotsen geplakt. Ik snap
alleen nog niet hoe het met de weg zit. Volgens de kaart draai ik direct rechts
langs St. Auban. Maar daar ligt alleen een hoge rotswand. Dan maar op geluk de
borden volgen. Dan heb ik het door. Die massieve rotswand is niet massief, daar
zit een scheurtje in. Tenminste, aan deze kant is het volgens mij nog geen 10 m
breed. Met één hand aan het stuur en de camera in de andere hand rij ik zachtjes
de Clue de St. Auban in. Dit is echt iets om al fietsend te filmen, niet om te
fotograferen (let op: het filmpje van 2 minuten is 7,6 MB groot!).
Bij het volgende gehucht gaat het klimmen pas echt beginnen. Ok, de meeste
meters heb ik al lang binnen, nu komen de procenten. In 3 km klim ik 180 m. De
helling loopt op tot 16 %. Op het eerste steile stuk moet ik even van de fiets.
Ik ben kapot. Na een paar minuten gaat het verder. De helling zwakt iets af,
maar er komt nog een stukje van 16 % voor ik boven ben. Hier ga ik uitgebreid
zitten eten.
De afdaling is moeizaam. Ging het met "slechts" 16 % omhoog, hier gaat het tot
19 % omlaag over een niet al te beste weg. Maar de remmen houden het. Net
beneden volgt de volgende uitdaging. Het eerste stukje gaat even 14 % omhoog.
Moet ik ook nog door de binnenbocht omdat er een auto achter me zit. Een
Nederlander zelfs. De rest van de col gaat wel, al is het hier weer een stuk
warmer. Nu nog even omlaag en ik ben in Entrevaux, de overnachtingsplaats.
Het hotel is snel gevonden, maar er is
geen teken van leven te bekennen. Sterker nog;
hotel en restaurant zijn op maandag gesloten! En ik heb half-pension geboekt. Op
de nachtbel wordt niet gereageerd. Ik probeer het telefonisch: antwoordapparaat.
Dan maar bij de buren. Blijkt de eigenaar rond zeven uur wel langs te komen. En
het is nu nog maar vier uur. Even later komt een Engels stel aan wandelen. Ook
zijn hebben gereserveerd. Zij krijgt te horen dat de eigenaar er om zes uur wel
zal zijn. Ik besluit even met de fiets het stadje in te rijden. Het is een
schitterend stadje, maar niet om met de fiets te bezoeken. Als ik terug kom,
blijkt de eigenaar gearriveerd. Hij moet alleen de dochter nog van school halen.
Een maal binnen vraag ik of het mogelijk is een tweede nacht te blijven. Dat kan
wel, maar ik zal halverwege moeten verhuizen. Moet dan maar. Hij zal de bagage,
die ik laat staan, wel verhuizen van kamer 9 naar kamer 2, waar nu de Engelsen
zitten. Hoezo een extra nacht? Klopt, ik heb gisteren besloten de geplande tocht
af te breken. Met het huidige weer, elke dag een brandende zon en vanaf 11 uur
temperaturen van rond of boven 30 °C, ben ik morgen niet in staat St. Dalmas te
bereiken. Wanneer mijn lichaam beter aan de hitte was gewend, was het misschien
een ander verhaal. Maar ja, het is nog niet echt warm geweest voor mijn vertrek
naar het zuiden. Om morgen in St. Dalmas te komen, moet 2500 m hoogteverschil
worden overwonnen. Een groot deel van deze hoogtemeters zal na de middag, op het
heetst van de dag, en onder de 1000 m geklommen moeten worden. Dat red ik
absoluut niet, nu ik al drie dagen heb moeten afzien in de hitte. Tenminste,
niet als een mooie fietsdag tijdens een vakantie, hooguit als een lange dag
zwoegen, zweten en ploeteren. En daarvoor ben ik niet naar Frankrijk gekomen. Ik
zal proberen het hotel af te bellen, blijf hier een extra nacht en rij dan ik
twee dagen naar Sisteron om het gereserveerde hotel te pakken. De extra
overnachting is voorlopig gepland in Digne. Een grote plaats waar vast iets te
vinden is.
Rondje Gorges du Cians
Dat ik gisteren heb besloten niet naar St Dalmas te rijden maar in Entrevaux
te blijven, betekent natuurlijk niet dat er niet gefietst wordt. Sterker nog, ik
ben gewoon verder gegaan op de 100 Cols. Je moet toch iets. Het eerste stuk is
wel te rijden. Het gaat 15 km heel iets omlaag (circa 150 m). Zo fris uit het
hotel en vroeg op de ochtend, gaat het lekker snel. Nou ja, snel; ik heb nog
steeds 35 minuten gereden over die 15 km.
Dan gaat het linksaf de Gorges du Cians in. Volgens het informatiebord is het
nu, 9:35 al 29 °C. Volgens mijn horloge is dat iets overdreven. Ik draai een
mooie, smalle kloof in. De wanden zijn zo hoog dat ik beneden in de schaduw rij.
Zo heb ik mijn klimmen het liefst; heel fris maar net geen kippenvel. Maar
helaas, de kloof wordt weer breder. In de verte zie ik een paar haarspelden
tegen de bergwand, Daar hoef ik niet omhoog. De gorge volgt het water en gaat
niet over de berg. Een eindje verder draai ik dus de eerste haarspeld in. Hier
begint een aardige klim. De zweetklieren beginnen al weer aardig overuren te
draaien. Ik rij nu een rood-bruin gebergte in. Dat is weer eens een hele andere
kleur dan altijd die grauwe rotsen.
Volgens de routebeschrijving moet ik de tunnels links laten liggen en er om heen
rijden. Daar is alleen geen mogelijkheid voor. Dat komt pas bij de tunnel de
Petit Clue. Hier kan ik inderdaad om de tunnel heen. En toegegeven, de oude weg
er omheen is schitterend, maar om nu te zeggen "spectaculair", zoals in de
beschrijving, nee. Dan bereik ik de tunnel de Grande Clue. Nou dat is een heel
ander verhaal. Ook hier rij ik om de tunnel heen. Maar het is wel heel goed
opletten, anders zou je vooral aan het begin zweren dat je toch door een tunnel
rijdt. De rotswanden van de kloof raken elkaar praktisch en de weg is uitgehakt
uit de wand. Ook hier geldt: het filmpje van 2 minuten is 7,6 MB groot.
Maar ja, aan al het mooie komt een eind, ook aan deze kloof. Het landschap wordt
breder en van snel stromend water is geen sprake meer. Sterker nog, er is
helemaal geen water meer. Dan komt de verrassing Beuil. Over een paar korte
haarspelden klim ik het dorp in. Hier weet ik in een winkeltje nog een stempel
te scoren. Het bewijsstuk voor het behalen van deze plaats. Eigenlijk moet ik
aan het einde een bewijsstuk met datum halen. Maar ik mis het postkantoor en zie
geen bank. En ik heb geen zin om alleen voor een datum op een kassabon iets te
halen dat ik eigenlijk niet nodig heb. Maar goed, dit is wel het einde van de
100 Cols van 2006.
Ik ga uitgebreid zitten eten op een bankje naast de weg. Tijdens het eten
bestudeer ik de schade. Over een klim van 22 km heb ik bijna 2,5 uur gedaan. Dat
met een hoogteverschil van 1100 m. Dit zou de rit naar St. Dalmas moeilijk maar
zeker niet onmogelijk hebben gemaakt. Na het eten sla ik linksaf, in plaats van
rechtsaf. Ik klim nu door naar de Col de Valberg. De klim moet vergelijkbaar
zijn aan het stukje naar de Couillole. Ook dat gaat best goed, het is hier wel
warm, maar er waait soms een fris briesje.
Nu gaat het omlaag naar Guillaumes, onder sommige bekend als het zuidelijke
begin van de klim naar Col de Cayolle. Ik stop een paar keer om van het uitzicht
te genieten. Toch heb ik, minus de stops, 31 minuten nodig om de afdaling van
850 m in 13,5 km. Nou nog een keertje rekenen. De afdaling van de Couillole zou
hoger en langer zijn geweest. Daar had ik minimaal even lang voor nodig. Dit
terug rekenend, had ik niet voor twee uur ’s middags aan de klim vanuit St.
Saveur richting Bonette kunnen beginnen. Vanuit St. Saveur was het nog 35 km
fietsen met ruim 1100 m hoogteverschil. Misschien krap, maar niet onmogelijk.
Iets eerder vertrekken en minder stoppen, maar met alle bagage, dus een veel
lager vakantiegehalte, zou het mogelijk gemaakt hebben. Tenminste, dat zeg ik nu
wel, maar er komt nog meer. Aan het begin van de Gorges de Daluis moet ik een
heel stuk iets klimmen. Dat gaat dus voor geen meter. Het is nog steeds
bloedheet (35 °C). Over een stukje van 7,5 km, dat slechts 65 m oploopt, doe ik
bijna een half uur! 35 Km klimmen, met een hoogteverschil van 1100 m, onder deze
omstandigheden en met bepakking zou een martelgang zijn geworden. Toch maar goed
dat ik niet doorgereden ben richting St. Dalmas.
Ik kom nu door een heel stel (voormalige spoor)tunnels, volgens het bord 17
stuks. De langste is een paar honderd meter, smal en onverlicht. Dat valt niet
mee. In deze gorge wordt een onderscheid gemaakt tussen zij die met het water
omlaag rijden, en zij die de andere kant op rijden. De afdalers moeten door alle
tunnels, de klimmers mogen regelmatig om een tunnel heen. Bij een paar
tunneltjes maak ik even een rondje om de tunnel. Het hoge 'tunnel' gehalte maakt
de kloof wel mooi, maar hij haalt het niet bij die van vanochtend. Na het steile
deel stop ik om te eten. In de schaduw is het nog steeds ruim 32 °C.
In het laatste deel van de afdaling rij ik lekker door. Aan het eind van de
gorge sla ik linksaf en het is nog 6 km licht dalen naar Entrevaux. Na zo'n 85
km ben ik terug bij het hotel. Weer zit het hotel dicht en moet ik wachten op de
eigenaar met de sleutel. Om de tijd te doden loop ik even met de videocamera het
stadje in. Er is weinig te filmen, de straten zijn veel te smal.
Entrevaux-Digne
Bij het uitchecken wil de eigenaar zich aan de reservering houden, maandag
halfpension, en dat terwijl het restaurant dicht zat. Maar goed, dat was snel
geregeld. Even een nieuwe rekening printen en klaar. Dan maar snel vertrekken.
Ondanks het feit dat de N202 een doorgaande route zou moeten zijn, valt het
verkeer best mee. In een rustig tempo trap ik mijn km's weg. De temperatuur
loopt al snel weer op. Het enige voordeel vandaag is dat er toch iets wind
staat. Nadeel (?) is dat het continu een tegenwind is. Er niet echt veel te
beleven langs de weg, dus er wordt weinig gestopt. De Col de Tautes Aures wordt
iets eerder bereikt dan verwacht. Ergens kloppen de km's van de kaart niet.
Bij het kerkje van la Notre Dame de Valvert wordt een cultureel stopje ingelast.
Ik wandel om het kerkje en kijk even binnen. Dan gaat het verder in de afdaling.
Niet dat het hier echt snel omlaag gaat. Om de snelheid in de buurt van 30
km/uur te houden, moet aardig bijgetrapt worden. Toch lekker dat frisse windje.
Net voor St. André wordt een lange pauze ingelast. Onder een boom kijk ik uit
over de vlakte dat bij hoog water een meer is. Nu dus niet.
Na de rust gaat het achter St. André de Col des Robines omhoog. Waait er altijd
een fris windje, op de klim in de brandende zon valt de wind uiteraard weg. Moet
je weer in de oven omhoog. Gelukkig gaat het maar om zo'n 100 m hoogteverschil.
De col wordt dus toch in een ruk gehaald. En weer volgt er een lange afdaling
waar bijgetrapt moet worden om vaart te houden. Nog één keer een Clue door en de
eindbestemming Digne nadert vlot. Slechts één colletje scheidt me nog van die
plaats. En ook daar op die klim weten de Fransen even de ovendeur dicht, of is
het open, te krijgen. Net voor de top pak ik een bankje voor een laatste pauze.
Dan gaat het voor de laatste keer deze dag omlaag richting centrum van Digne.
Hier wil ik een hotel zien te vinden. In het centrum vind ik een informatiebord.
Er staan ook hotels op. De foto van hotel Campanile spreekt me het meest aan.
Het ligt aan de doorgaande weg Digne uit richting Sisteron. Hier besluit ik op
te gokken, ik kan altijd nog terug fietsen. Het is immers nog vroeg.
Het is nog een eindje fietsen tot het hotel en onderweg zie ik ook andere
hotels. Voldoende keuze dus. Bij het hotel aangekomen stal ik fiets direct naast
de deur. Ik informeer en kan nog net een kamer krijgen. Het mag dan wel een
kamer voor 4 personen zijn, maar dat geeft niet. De kamer is op de begane grond
met de deur naar de parkeerplaats. Ik schuif dus eerst de tassen naar binnen en
dan de gehele fiets. Alleen als dat een 4-persoonskamer is, dan weet ik niet
waar men de andere twee bedden heeft gelaten. Pas onder de douche valt het
befaamde kwartje; die tafel onder het raam is een opgeklapt bed! Ook onder het
bed staat nog een bed. Ik besluit nog even een eindje te gaan wandelen. Alleen
buiten gekomen wordt het wel een erg kort rondje; dit is geen weer om nu te
wandelen. Als ik 10 meter verder op de parkeerplaats sta, heb ik het blanke
zweet al weer op de rug staan.
Digne-Sisteron
Vandaag eens een goed ontbijt. In plaats van stokbrood gewoon (zwaar) brood
en een broodje met chocola. Helpt toch iets beter. Vervolgens kan ik de fiets
opladen in de kamer. Na het afrekenen gaat het op pad. De lucht is vandaag zelfs
niet egaal blauw. Er hangen iets hoge, dunne wolken. Bij een aangename
temperatuur toer ik over de N85 richting Sisteron. Bij de eerste mogelijkheid
steek ik de Blêone over. Nu geen grote, vlakke weg, maar een golvend
binnenweggetje. Onderweg zouden twee ruïnes te zien moeten zijn, maar ik zie er
maar één. Die ander lag waarschijnlijk achter de agrarische school.
Het volgende bezoek zijn de Rochers des Mees. Hier bij Mees zijn een aantal
harde rotsen blijven staan terwijl de zachte omgeving is weggespoeld. Het ziet
er spectaculair uit. Net voor het dorp loopt een klein weggetje langs de wand.
Eerst lijkt het me niets. Dan besluit toch terug te rijden en het weggetje te
pakken. Het is een mooi weggetje dat ook nog een eindje in het dorp doorloopt.
Op de weg staan groene pijlen gespoten. Het zou een ATB-route kunnen zijn. Ik
volg de pijlen een stukje door de nauwe straatjes. Dan draai ik rechtsaf, rij
over de kermis en volg de doorgaande weg naar de Durance. Maar niet voor even
bananen en brood ingeslagen te hebben.
Na de rivier gaat het even links naar Peyruis, dan rechts naar (een andere) St.
Auban. Ondertussen is een foto gemaakt van de ruïne van Peyruis. Bij
Chateaux-Arnoux zie ik een verwijzing naar een oriëntatietafel. De tafel stelt
niet veel voor, maar het uitzicht is mooi. Even volg ik weer richting Digne, om
dan af te slaan naar l'Escale. Het wordt hoog tijd voor een stop. Ik zie een
bankje in de schaduw en hobbel er snel naar toe. Moeten die Fransen achter mij
het maar met minder schaduw doen.
Behalve de rust, komt ook de schaduw goed van pas. Er mogen dan dunne wolken aan
de lucht zitten, ik merk er niets van. Ook hier in de schaduw is het best warm.
Dan gaat het verder richting Volonne. Na het dorp sla ik links af een
binnenweggetje in. Hier zitten veel fruitkwekers. Om hun waar te beschermen is
alles afgedekt met netten. Bij een aantal boomgaarden staan sproeiers boven de
bomen. Anderen laten het water gewoon tussen de bomen lopen.
Als ik de doorgaande weg opdraai begint het weer te klimmen. Langzaam zweet ik
de heuvel op. Soms is er gelukkig nog iets schaduw, maar niet overdrijven. Links
en rechts heb ik een mooi uitzicht. Na een lichte afdaling ben ik al bijna bij
Sisteron. Ik besluit Sisteron niet in te gaan, maar rij door langs deze oever.
Een paar keer stop ik om te filmen en foto's te maken. Hier aan de buitenkant
zie je misschien wel net zo veel van de oude stad, dan wanneer je er door rijdt.
Ik ben toch al niet zo'n stedenganger tijdens een fietsvakantie. Het is vroeg,
dus ik plak er nog een extra lusje aan vast. Ik volg de D961 nog even tot de
Sasse. Of het verstandig was? Het was in ieder geval ondertussen weer bloedheet,
vooral als de wind wegvalt op een klim.
Ik draai langs de Sasse terug richting Sisteron. Onderweg kom ik voor het hotel
langs. Ik wil nog even een weggetje bekijken die ik morgen misschien kan pakken.
Het weggetje loopt echter niet langs de helling, maar er boven overheen. Dat was
dus weer hijgen en puffen. Boven besluit ik dat ik inderdaad het weggetje voor
morgen heb bekeken; die loopt over de vlakte langs de andere kant van de rivier.
Nog even het laatste stukje over de heuvel en ik rij naar het hotel. De fiets
wordt aan de achterkant geparkeerd. Helaas niet binnen, dus dan het kabeltje er
maar aan.
Sisteron - Vaison la Romaine
De laatste dag van de rondrit. Vanmiddag ben ik weer bij de auto terug.
Eigenlijk had ik niet weer over het weer willen beginnen, maar helaas het moet.
Het is namelijk uitzonderlijk: de zon heeft zich achter wolken verscholen!
Aangezien ik de Franse zon toch niet helemaal vertrouw, ga ik op tijd op pad. Ik
heb gekozen voor een lange route; circa 100 km. Het had wel iets korter gekund,
maar was ik weer over de Col de Macuegne gekomen. Vandaar af zou ik 16 km tegen
de rit van zaterdag inrijden. De lange route die ik uitgezet had zal me over het
laagste punt in de heuvels brengen.
Eerst rij ik omlaag naar Sisteron. Daar draai ik direct achter de brug rechtsaf
richting Ribiers. Deze weg leek gisteren mooi vlak te zijn. Hij was dan ook
redelijk vlak. Door een gebied met heel veel fruitbomen toer ik licht omhoog.
Bij Chateauneuf de Chabre draai ik links de Gorges de la Meouge in. Eerst moet
ik een aantal sproeiers omzeilen die, behalve de bomen, ook de weg bewateren.
Een eindje verder kan ik er niet omheen. Het water komt niet van sproeiers, maar
het begint te regenen. Ik weet alleen niet meer of het nou drie of vijf druppels
waren. De eerste 10 km van de gorge zijn het mooist. Een smal weggetje slingert
met het riviertje langzaam omhoog. Het water heeft in de tijd een hele bochtige
geul uitgesleten.
Later wordt de natuur weidser. Ik kan weer van me afkijken. Ik kom in een
landbouw gebied. Er zijn boerderijtjes, weilandjes, deels met hooi en zelfs een
aantal koeien. Iets hogerop wordt er ook weer lavendel verbouwd. Helaas bloeit
het nog steeds niet helemaal. Sederon ligt niet op de route, maar volgens de
kaart moet er een ruïne zijn. Dan maar even een paar km omrijden. Helaas zie ik
geen ruïne, wel een aardig kerkje. Er loopt trouwens ook nog een fietser rond.
Aan zijn shirt te zien komt hij van de andere kant van de wereld; uit Nieuw
Zeeland.
Maar goed, snel verder. De Franse zon is inderdaad net zo onbetrouwbaar als ik
dacht. Hij zit ondertussen meer naast de wolken dan achter de wolken. Ik klim
nog even door en sta dan op de Col de Mevouillon (899 m). Niet de hoogste en de
steilste, maar wel een hele lange. Nu begint een lange afdaling. In een rustig
tempo gaat het naar St. Auban (de derde!). Hier maak ik een paar slingers en zit
in het dal van de Ouvéze. Zou ik hier in het water springen, dan kan ik me laten
afdrijven tot Vaison. Maar ja, ik drijf slecht en de fiets al helemaal niet, dus
maar over de weg verder.
Het is ondertussen tijd voor een tweede stop. Ik zoek een mooi plekje op een
bankje of een muurtje. Echter, er zijn geen bankjes en de muurtjes zijn rond van
boven. Daar kun je wel op zitten, maar zo slecht een pot jam op zetten. Bij het
eerste vlakke muurtje stop ik.
Wanneer ik Buis les Baronnes nader, komen er plots een heel stel ATB'ertjes van
rechts. Ze hebben allemaal een geel T-shirt aan met de tekst "Drome a Velo -
ecole Bordeaux". In totaal zijn het er tientallen variërend van misschien 8 tot
hooguit 12 jaar. Er zitten dan ook hele kleine ATB'tjes tussen. Even verder in
het dorp is het en drukte van jewelste. Ik heb slechts een paar fietsertjes
gezien. Het zijn er honderden! De meesten zijn al over en de fietsjes worden
weer opgeladen. Tot een complete open vrachtauto toe. Ik kom nu op de route van
afgelopen zaterdag; daar was weinig aan te doen. Ik weet dus dat ik nog twee
colletjes over moet. Met die gele jongen aan de lucht gaat het lang niet meer zo
soepel als vanochtend. In de verte ligt die kale berg, maar hij lonkt helemaal
niet. Hij ligt daar mooi en zal daar voorlopig ook wel blijven liggen.
Bij Entrechaux sla ik rechts een binnenweggetje in. Moet je in deze buurt dus
nooit doen. Ik klim en daal iets en kom bij het bruggetje over de Ouvéze. Wel
weer eens waard om op het magnetische tape vast te legen. Als ik midden op de
brug sta te filmen, komt er een auto aan. Probleem: de brug is te smal voor ons
beiden. Ik ga dus maar al filmend op de muur zitten en sla de benen op de muur.
Kan de auto zo doorrijden.
Het is nu nog maar een paar km naar Vaison. Ik besluit even rond te fietsen om
te kijken of er ergens een Supermarche is. Al snel zie ik een Super U. Daar kan
ik morgen mooi inkopen doen en tanken. Ik slinger nog even door Vaison om te
kijken wat ik allemaal nog moet fotograferen. De Romeinse opgravingen echt
bezoeken doe ik maar niet. Dan komt de laatste klim; die naar het hotel. Onder
de vertrouwde brandende zon zwoeg ik me omhoog. Gelukkig is het bij de auto
koel. Ik goochel wat met bagage en ga dan naar binnen. "Moe maar voldaan" zoals
dat heet.
Ik ben niet de enige fietser in het hotel. Er zit onder andere een hele groep
uit Turnhout. Het blijkt dat de jongens een nummer aan hun fiets hebben. Ik
vraag dus maar eens wat de gelegenheid is. Er blijkt morgen een 24-uurs race op
de berg gehouden te worden. Het is een goede doelen actie georganiseerd vanuit
België. De bedoeling is om in 24 uur zo vaak mogelijk op en neer te rijden. De
toppers verwachten ergens in de buurt van de 9 keer te komen, sommigen vinden 1
keer al genoeg.
Rondritje
Het is al weer de laatste dag van de vakantie. Vandaag nog even een kort
ritje om de 700 km vol te maken. De fanatiekelingen in het hotel, die meedoen
aan de 24-uur van de Ventoux, worden om 7:00 uur aan het ontbijt verwacht. Als
ik even voor achten beneden kom zijn de meesten al vertrokken. Ik sla een goed
ontbijt naar binnen en kleed me om.
Bij het vertrek is het bewolkt. Deels lijkt het nogal donker, deels zijn de
wolken toch gebroken. Via een paar binnenweggetjes gaat het richting Malaucene.
Niet met de bedoeling de Ventoux te beklimmen, die trekt nog steeds niet. Nee,
ik kom een eindje buiten Malaucene op de D90 richting Suzette. Ik ben hier lang
niet de enige; er komt een heel groepje Fransen omhoog rijden even later komen
er ook een heel stel omlaag. Het wordt toch nog iets zonnig op deze helling. Al
met al is het alles behalve fris hier. Dan kom ik op een colletje; Col de la
Chaine. Hier geniet ik even van het uitzicht. Na een korte stop gaat het vrij
snel omlaag. Op de kaart was dit weggetje groen aangegeven en ik moet zeggen,
het is zeker een aanrader als je in de buurt bent. Als ik in Suzette boven kom,
weer op een col, staat daar nog een hele groep fietsers. Ik kijk kort rond en
daal dan af naar Beaumes. Van hier af zal ik het een stuk vlakker houden.
Ik draai rechts af en toer onder langs de heuvel naar de Ouvéze. Daar pak ik een
lusje over le Cheval Blanc om te kijken of er nog iets te doen is op een lokaal
vliegveldje. Ik zie uiteindelijk wel in de verte een zweefvliegtuigje liggen,
maar activiteiten? Nee! Dan de kartbaan, daar wordt tenminste flink gereden. Ik
vervolg mijn weg richting Rasteau. In de verte over de heuvels rechts, zit het
ondertussen smerig zwart aan de lucht. Dat zijn geen kleine wolkjes meer. Hoe
zou het op de Ventoux zijn? Ik heb zelfs een keer het idee dat ik het hoor
rommelen in de verte.
Als ik Rasteau uit rij begint het iets te sputteren. Zo richting Vaison lijkt
het zelfs fors te regenen. Zou ik dan toch nog nat worden? Via Roaix gaat het
verder naar Vaison. De weg is nu nat, maar het blijft droog. Ik besluit Vaison
nog even te doorkruisen. Ik wil nog foto's maken van de Romeinse opgravingen.
Een paar keer gaat het heen en weer door Vaison. Ondertussen meen ik weer
gerommel te horen in de lucht. Dan gaat het toch maar terug naar het hotel. Bij
de brug begint het echt iets te regenen. Het is nu nog maar 600 m naar het
hotel. Het zijn alleen geen snelle meters; je kunt er dus heel nat worden. Toch
valt het mee.
Een beetje vochtig rij ik de garage in. De fiets gaat in de auto.
Na 8 fietsdagen, 724 km en 9088 hoogtemeters zit het er op. Het aantal km’s van
de 100 Cols is dit jaar echter zeer beperkt gebleven. Er van uit gaande dat de
eindstempel in Beuil goedgekeurd wordt, zijn het maar 335 km geworden. Helaas,
maar het lichaam kon de temperatuur gewoon niet aan. En ik denk maar zo: lekker
rond fietsen door een mooie omgeving is belangrijker dan de 100 Cols uitfietsen.
De eerste renners zijn al terug van de Ventoux. Ze waren 1 keer boven geweest,
een tweede keer was niet te doen. Boven hagelde het dikke keien en er stond een
complete storm. Later schijnt het er ook nog gesneeuwd te hebben. In ieder geval
hebben de organisatoren van de 24-uurs de berg dicht gegooid voor de deelnemers.
Het was onverantwoord door te gaan. Ze zijn zelfs zo ver gegaan dat deelnemers
die op de top waren, met busjes omlaag gebracht zijn.
Henk Luggenhorst