De Pyreneeën
Het moest er toch van komen. Om de 100 Cols uit te rijden zou ik
toch de Pyreneeën door moeten. Als voorbereiding is gedurende de winter Internet
afgezocht naar alle mogelijke overnachtingadressen langs de route. Aan deze
lange lijst is op het laatste moment de lijst van de organisatie toegevoegd.
Verder zijn de eerste overnachtingen, die ook met slecht weer wel te bereiken
zouden zijn, vanuit Nederland geboekt. De rest moest maar op goed geluk.
De heenreis verliep via Brive naar Foix en vervolgens met een huurauto door naar
Pau; de feitelijke startplaats. De fietsrit van het vliegveld naar Pau voor een
stempel en vandaar naar het hotel was maar 20 km. Maar zelfs deze afstand was
desastreus. Bij het hotel aangekomen was ik totaal kapot; het lichaam oververhit
maar de buik koud. Het heeft lang geduurd voordat ik, met behulp van de airco,
de temperatuur omlaag kreeg. Het resultaat was wel dat ik een barstende koppijn
had. De oorzaak van dit alles: de hele dag in een auto met airco op 20 graden en
daarna op de fiets stappen bij 35 graden.
De aanloop
Ik ben vroeg uit bed omdat ik de warmte voor wil zijn. Gelukkig ben ik
vanochtend weer fit. Na een ontbijtje met een stukje stokbrood, een croissantje
en een yoghurt, zit ik om tien voor acht al op de fiets. Het is iets bewolkt,
waardoor het lekker fietsen is. Ik steek eerst de Gave de Pau over. Dan gaat het
met de wind in de rug en iets aflopend vlot naar Mourenx. Even een heuveltje
over en ik zit bij Vielleségure op de route van de 100 Cols. Hier begin ik
direct aan de beklimming van de Côte de Camptort. Het is nog niet zo warm, dus
het klimmen valt nog mee. Na de afdaling rij ik Navarrenx in. Het oude centrum
is helemaal ommuurd. Eigenlijk wel een bezoekje waard, maar het is nog steeds
bewolkt, dus goed weer om te fietsen. Na een stempel bij de Post en een paar
broodjes op een bankje, gaat het snel verder. De volgende Côte wacht.
In Maulêon kom ik even aan het zoeken. Ik moet richting St. Jean-Pied-du-Port.
Bij het eerste bord gaat het goed, maar de tweede mis ik, omdat ik een bankje
zie om even een banaantje te eten. Na een klein ommetje gaat het de goede kant
op. De beklimming van de Col d'Osquich gaat al iets moeizamer. Ondanks de
bewolking wordt het al warmer. Na menig zweetdruppel wordt de col bereikt. Ik
heb er ondertussen al meer dan 70 km op zitten en het is nog voor de middag. Na
een vlotte afdaling hou ik pauze bij de afslag naar de Gamia. Hier willen nog
een vijftal wandelaarsters weten hoe ze naar St. Jean-Pied-du-Port kunnen. Nou
ja, of rond over de grote weg, of via de col van 500 m. Ik laat ze op de kaart
en de hoogtemeter zien waar ze zijn. Het wordt toch de col.
De rit richting Gamia gaat prima en het klimt rustig. Tenminste, tot 3 km voor
de col. Dan wordt het zwoegen, zweten en martelen. De temperatuur loopt op, net
als de helling. Ik moet een paar keer even stoppen om uit te hijgen. Dit moet op
de echte bergen nog wel beter gaan. Uiteindelijk wordt de col bereikt. Maar ja,
volgens de routebeschrijving moet ik langs het hotel. Dus nog 25 m omhoog. Ik
wandel het hotel naar binnen en bestel "un grande jus de pomme". Dat helpt, ik
krijg een fles van een liter. Met een halve liter sap in de maag, de andere
helft in een bidon en een volle met water, gaat het omlaag. De zon is
ondertussen echt doorgebroken en de voorspelde 30 graden plus wordt bereikt.
Zelfs van het afdalen met die warme tegenwind kom je in de zweet. Even een
stempel halen in St. Jean-le-Vieux en ik start aan de laatste 6 km van de dag.
Dat is echt afzien. Het golft een beetje omhoog en er staat een harde tegenwind.
Deze wind koelt niet, maar met 40 plus in de zon verwarmt het juist.
Het echte begin
Als ik om half acht beneden kom, is er geen ontbijt; het brood is nog niet
binnen. Dat wordt dus een kwartiertje wachten. Later dan gepland stap ik op de
fiets. De eerste km's lopen heerlijk. Het is nog aangenaam en het klimt maar een
beetje. Na ruim 4 km begint het echt te klimmen. Ik mis het eerste bord dat
aangeeft welk stijgingspercentage volgt. Bij het volgende bord wordt gestopt
voor een foto. Hier beginnen de Pyreneeën dus echt: de volgende km is goed voor
11,5%. Langzaam gaat het omhoog. Na de 11,5 % volgen nog 2 keer 10.5 %. Dan
wordt het iets beter. Het weer valt mee. Ik rij zo nu en dan in de schaduw.
Verder drijven er wolken. Het gaat nog. Wel moet ik zo nu en dan even stoppen,
en niet alleen voor een foto.
Het
laatste stuk naar de Burdincurutcheta gaat makkelijk, al wordt ik bijna van de
Col geblazen. Hier staat een enorme bak wind. Ik trek het jasje aan en verschuil
me met het eten achter een rotsblok. Na het eten begin ik aan de afdaling naar
het Plateau d'Iraty. Daar kan het jasje weer uit en begint de rest van de klim.
Het eerste stuk klimt niet lekker; het golft te veel. Dan gaat het percentage
weer omhoog naar 7 á 8 %. Op de Col de Bagargui, of is het de Col d'Iraty, is
niet veel te zien. Weer die wind. Ondanks het bordje 10 % (omlaag) moet ik op
een gegeven moment bijtrappen om op gang te blijven. Het eerste deel is geen
lekkere afdaling, het is me te steil. Beneden kan direct het jasje weer uit en
de helm af. Nu volgt de beklimming van de Côte Larrau.
In Larrau ga ik op zoek naar eten en een stempel. De stempel scoor ik bij de
Tabac. Die is binnen. Nu het eten nog. Zoals het er uit ziet, begin ik morgen
zonder fruit en met slechts 2 bolletjes. Dat is erg weinig. Bij een winkel, die
lijkt op een bakker, weet ik een brood te scoren. Een eindje verder is nog een
winkeltje. Helaas zijn de bananen op, dus dan maar een paar nectarines. Heb ik
morgen in ieder geval brood en fruit. Dan vervolg ik de afdaling. De 6 km van de
routebeschrijving blijkt iets meer te zijn. Toch wordt de afslag bereikt. Hier
stop ik voor een uitgebreide rust. Het is nog maar 11 km naar St. Engrâce. Het
wordt ondertussen wel weer warm; 29 graden in de schaduw. De helling van de
Soudet begint met km's 3 en 4 %. Zodoende kan ik, ondanks de hitte, lekker door
peddelen. Dan wordt de afslag naar de kerk bereikt. Ik duik omlaag en stop bij
de Auberge. Hier heb ik een plek in de Gite gereserveerd, dus de overnachting is
geen probleem.
Ik wandel even naar buiten om uit te zweten. Daar word ik aangesproken door een
Belg die de Rabobroek herkent. Hij is aan het wandelen en heeft hier een rustdag
ingelast. Niet in de Gite, maar in zijn tentje. Nadat ik gedoucht heb, beginnen
langzaam de wandelaars binnen te druppelen. Nu maar hopen dat er geen snurkers
tussen zitten, want ik kan de bedrust goed gebruiken.
Het kan nog steiler
Ik ben de nacht goed doorgekomen. De dame naast me snurkte soms wel
verschrikkelijk, maar de hele dag fietsen doet, wat dat betreft, wonderen. Al
met al zit ik weer op tijd op de fiets. Ruim voor 8 uur draai ik de Soudette op.
Alleen kan ik vandaag absoluut niet op gang komen. Maar ja, ik zit dan ook al
binnen de kortste keren aan een km van 11 %. Binnen 3 km hang ik dus al 2 keer
hijgend over het stuur. Als de helling een eindje afvlakt, kom ik eindelijk in
mijn ritme. Al is dat op de Soudette heel moeilijk; de percentages schieten
continu omhoog en omlaag. Het is duidelijk dat mijn profiel niet klopt, want
totaal krijg ik 3 keer km van 11 % voor de kiezen. In het schema stond er maar 1
boven de 10%. Afzien dus.
Het weer valt hard mee; het is continu bewolkt. Zo bewolkt, dat ik bij de
Suscousse al in de wolken rij. Nog geen km verder kan ik echter genieten van het
uitzicht over de wolken. De laatste 1 à 2 km rij ik over een kale helling. Het
is hier in de zon ook een stuk warmer. Als ik op de Soudette kom, waar alleen
een bordje "Plateau Soudette" staat, beginnen er weer wolken over de col te
trekken. Ik trek het jasje aan en besluit eerst te eten. Misschien trekt het nog
open om iets te filmen. Maar helaas, na het eten zit het nog veel dichter. De
windstopper gaat aan en in de dichte mist begin ik aan de afdaling. Wat ik van
de omgeving zie, lijkt heel mooi. Helaas is het zicht grote stukken niet meer
dan 100 m. In een lekker tempo gaat het omlaag, al krijg ik de handen wel koud.
Ook het natte shirt onder het jasje en windstopper is wel erg fris.
Als ik uit de wolken kom staat er, net voor een bocht, een koe midden op de weg.
Ik stop voor een foto; de koe blijft me wazig aanstaren. Een eindje verder zijn
het geen koeien, maar paarden langs de weg. Dan krijg ik goed de vaart te pakken
en gaat het omlaag. In Arette besluit ik een stempel te scoren. Heb ik die
verplichting ook weer gehad. Bij de beklimming van de Côte de Chegue wordt het
al een stuk warmer. Als ik bij Lurbe aan de Côte de Lurbe begin, is het zo warm
dat het jasje direct uit moet en ook de helm gaat af. In Lurbe is de vaart er
even helemaal uit; er loopt een complete kudde koeien op de weg.
In Escot vul ik de bidons, smeer nog even een beetje zonnebrand en hou het petje
onder de kraan. Als het de hele weg deze temperatuur is, dan duurt het nog wel
even voor ik boven ben. Om half één begin ik aan de klim naar de Marie-Blanque.
De eerste km kan ik lekker in het ritme komen. De helling begint met een km van
2 % en trekt dan langzaam aan. De eerste 5 van de totaal 9 km trap ik
verbluffend vlot weg. Gelukkig zit het met de zon mee; deze zit meestal achter
de wolken. Maar dan toont de echte Marie-Blanque zich. De helling gaat naar 11%,
9%, 13% en 12% voor de laatste 4 km. Dit is niet in één keer te fietsen. Ik moet
dan ook drie keer even stoppen om kort uit te hijgen. Twee à drie minuten rust
is voldoende om weer een kwartiertje te kunnen klimmen bij deze percentages.
Boven is het best fris. Zowel het jasje als de windstopper gaan direct aan. Ik
zit tegen de wolken aan en er staat veel wind. Ik maak direct een paar foto's en
film even. Dan kruip ik aan de kant om iets te eten. Als ik het eten bijna op
heb, stuiven de wolkenflarden voor me langs. Alleen begint er nu ook motregen
uit te komen. Dat is niet best. Ik pak alles snel in en begin aan de afdaling.
De eerste km's dalen amper; er moet bijna continu bijgetrapt worden om vaart te
houden. Dan gaat het toch omlaag naar de Plateau de Benou. Hier lijkt het
zonnetje er door te komen, maar verder boven het dal is alles even zwart. Ik
daal door, rij Bielle in en pak de grote weg richting Laruns. In Laruns rij ik
het eerste hotel voorbij en ga voor die in het centrum. Dit is direct raak.
De inzinking
Even door het dorp en dan richting Aubisque. Als ik Eaux Bonnes in rij komt
me een ATB'er voorbij alsof ik stil sta. In het centrum gaat hij halverwege het
plantsoentje links af. Kennelijk gaat hij ergens anders naar toe. Aan het einde
van het plantsoen merk ik dat hij de weg beter kent. De weg draait om het
plantsoen, daalt weer een stukje en gaat dan rechts verder de klim omhoog. Links
hoog boven me zie ik een gebouw op de berg staan; rare plaats om iets te bouwen.
Dan zie ik ver rechts voor me de eerste gebouwen van Gourette. Daar moet ik dus
nog helemaal naar toe. Zo nu en dan komen er andere racers voorbij racen.
Uiteraard allemaal zonder bagage. Door een schitterende omgeving gaat het verder
omhoog. De hotels komen langzaam dichter bij. Na Gourette gaat het eerst nog
tussen de bomen door, dan wordt het uitzicht fantastisch. Links kijk ik uit over
het dal waardoor ik gekomen ben. Aan de overkant tegen de Pic de Ger ligt nog
een beetje sneeuw. Ik draai een bocht om en zie dat zelfde gebouw dat ik
vanochtend hoog tegen de berg zag liggen. Daar rij ik even later dus gewoon
langs; het is een hotel. Het is nu nog maar een paar km tot de top. Er lopen
hier koeien, waar ik als fietser sneller tussen door kom dan de auto's, en
paarden. Nog even volhouden en ik ben op de drukke Col d'Aubisque.
Ik zet de fiets tegen de paal en maak een foto. Dan parkeer ik de fiets iets
verderop. Nog een paar foto's maken en dan eten. Alleen heb ik niet echt veel
zin. Ik begin met een banaan en een chocotoetje. Dan toch maar een snee brood.
De zoveelste fietser komt omhoog rijden. Ook hij zet de fiets bij de paal, maar
dat lukt nog niet echt. Als ik op sta, kijk ik naar de fiets. Ik spreek hem aan:
"Hé een Jan Janssen, die zie je hier ook niet veel". Dan ziet hij mijn J.J.
Terwijl ik bij hem sta, zie ik de opdruk van zijn shirtje onder het gele
regenjasje. Hij is van ETT uit Twello; praktisch buren dus. We praten even en ik
maak een foto van hem met de fiets voor de paal.
De klim was al mooi, maar de afdaling slaat alles. Zoals de weg langs de steile
helling is gelegd. Bij de plaquette voor Wim van Est stop ik even. Hij was daar
in de Tour van 1951 70 m de afgrond in gegaan. Hij heeft geluk gehad, was hij
een eindje verderop bij de Cirque du Litor uit de bocht gegaan, dan was hij
waarschijnlijk niet binnen 70 m tot stilstand gekomen. Zo'n gat als dat is.
Tijdens de afdaling van de Soulor kijk ik naar rechts, daar zie ik het punt wat
de Col de Bordères zou moeten zijn. Dat wordt een eitje. Maar tegen de tijd dat
ik bij Arrens ben, is het krieleitje, via een kippenei, een fors ganzenei
geworden. In een laag tempo gaat het over een smalle weg omhoog. Op de weg staat
2 km; zou kunnen kloppen. 300 M verder staat er echter 1 km. Vreemd!? Ik rij
door en passeer een punt dat een col zou kunnen zijn. Inderdaad heeft hier
iemand al eens de streep gezet. De weg loopt echter verder op en na 700 m bereik
ik de echte col.
De afdaling tot Estaing gaat vlot. Bij de afslag bij de rivier ligt een camping.
Kennelijk is deze ook door de Nederlanders ontdekt. In de rest van de afdaling
kom ik regelmatig Nederlanders tegen. Dit is echt een mooie route binnendoor.
Zowel bij Arcizans als bij St. Savin gaat het nog even iets omhoog. Dan gaat het
bij Pierrefitte rechts richting Luz St. Saveur. De rit door de Gorge de Luz is
mooi. In een redelijk tempo, maar niet echt snel, peddel ik omhoog. Bij de
afslag naar Luz begint het iets meer te klimmen. Aan het begin van het dorp zie
ik een supermarkt. Toch maar inkopen doen voor morgen. Ik haal een brood, 4
bananen en dope, oftewel 2 flessen Yop. Dan op zoek naar een hotel. Het wordt
het Logis hotel aan de Route du Vizos. Misschien niet de goedkoopste, maar zeker
goed. Het hotel ligt net buiten het centrum. Ik draai het pad op tot bij de
deur. Direct komt er een vrouw naar buiten. De fiets hoort beneden in de garage,
niet hier boven voor de deur. En ja zeker, ze heeft wel een kamer voor me. We
wandelen naar de "fietsengarage". Ze wil dat ik de fiets ophang aan het zadel,
alleen daar nog een zadeltas. Dan maar gewoon tegen de muur.
Het hoogtepunt
Vandaag staat de zwaarste etappe op het programma; ruim 2000 Hm zijn er te
overwinnen in twee klimmetjes. Na een uitgebreid ontbijt, dat is wel het
voordeel van een duur hotel, rij ik van naar het centrum. Hier gaat het direct
omhoog. De helling is niet extreem en mooi constant. Het duurt even voordat ik
in een goed ritme zit, maar dat is onderhand bekend. Km na km van prima asfalt
glijden onder me door. Regelmatig wordt ik door een snellere Fransman ingehaald.
Pas bij Barèges trekt de helling aan. Maar ook nu is dat mooi gelijkmatig. Dus
9% is 9% en niet afwisselend 6 en 12 %. Bij Laquette, waar links de eerste grote
parkeerplaats voor het skigebied ligt, staat een Fransman naast de weg. Als ik
voorbij rij, stapt hij op en haakt aan. Sterker nog, hij gaat irritant dicht
achter me rijden. De hele tijd hoor ik zijn gehijg achter me. Ik moet oppassen
dat ik geen onverwachte slinger maak, want hij rijdt soms zelfs naast mijn
achterwiel. Het hele lusje langs de Escoubous, zit hij achter me. Als we weer
het dal van de Asban indraaien, stop ik om te filmen en om iets te eten. De
Fransoos stopt 50 m verder. Ik begin aan de Yop en neem een mueslireep. De
Fransoos is inmiddels weer opgestapt. Als ik later de volgende bocht om kom, zie
ik hem lopen. Na mijn passage stapt hij op en haalt me langzaam in. Vervolgens
blijft hij weer achter me hangen.
Gelukkig heb ik een langere adem. Op een gegeven ogenblik moet hij weer van de
fiets en ben ik hem definitief kwijt. Dan komen de laatste bochten richting
Tourmalet in zicht. Ik stop nog een keer om te filmen en rij dan de rest omhoog.
Het zullen nog lange km's worden. De laatste blijkt de zwaarste te zijn; 10 %.
Dan is de col bereikt. Ik maak eerst een foto voor het archief en loop dan naar
de souvenirshop voor de verplichte stempel. Dan pak ik de camera om de helling
waar ik omhoog gekomen ben vast te leggen. Vervolgens zoek ik een plek om even
uit te rusten en iets te eten. Dat wordt 200 m verderop, op een plateautje naast
de weg. Daar film ik de afdaling naar La Mongie. De lunch bestaat vandaag uit de
rest van de Yop, een banaan en een chocoladewafel. Eens kijken of dat beter gaat
dan dat droge brood. Er komt een Fransman omhoog fietsen en stopt bij mij. Ik
maak hem duidelijk dat hij toch echt nog 200 m moet. Dat weet hij, maar hij
wacht nog op 2 vrienden. Als zijn vrienden langskomen, is hij nog als laatste
boven.
Dan gaat het omlaag. In St. Marie de Campan gaat de lege bidon vol, het jasje
uit en de helm aan het zadel. Hier begint de lange, warme klim naar de Aspin.
Het eerste deel klimt nauwelijks, maar de km's moeten wel gemaakt worden.
Voorbij Payolle begint het echt te klimmen. Langzaam gaat het omhoog door het
bos. Gelukkig is er een enkele keer een boom die iets schaduw geeft. Het laatste
stuk is kaler, maar dan heb je de Col al kunnen zien. Boven is het tussen de
koeien door sturen en het bordje is bereikt. Even de vaste bezigheden: eten,
fotograferen en filmen. Met het jasje aan begin ik aan de afdaling. Na 200 m sta
ik al weer stil. Dit uitzicht moet op de film. Beneden zie ik Arreau al liggen,
terwijl het nog bijna 21 km fietsen is. Onderweg op de afdaling moet het jasje
uit. Het is hier zelfs te warm om met jasje aan af te dalen. In Arreau zoek ik
het Logis hotel. Daar kan ik terecht. Ook deze dag is achter de rug. Ik ga
morgen maar weer op zoek naar Yop. Dat is wel goed bevallen.
Nogmaals pittig
Vandaag is nog één keer een zware etappe gepland, daarna moet het
makkelijker worden. Voordat ik echt van start ga, rij ik nog even langs de
Casino. Daar haal ik een Milky Mix vanille, dit als alternatief voor een Yop.
Dan gaat het echt van start. Het eerste deel klimt heel rustig. Tot aan de
afslag naar de Vallée de Louron loopt het maar licht op. De rest van de helling
zit continu tegen de 8 %. Op de ogenblikken dat de zon me vol vat en er geen
wind staat, wordt het al warm. Toch drijven er vandaag wolken. Rustig, maar
gestaag gaat het verder. Bij de afslag naar Germ stop ik even om te filmen. Ik
kan nu het dal nog vastleggen. Straks draait de weg naar links en zie ik het dal
niet meer. Ik vorder al aardig. Er komen nu duidelijk dunne wolken over de col
drijven. Hogerop rechts zie ik een weg lopen. Het kan nooit zo zijn dat ik daar
naar toe moet. Het is de weg naar Peyragudes die ook op de Peyresourde uitkomt.
Daarmee heb een tweede richtpunt voor hoe ver ik nog moet, al is dat
tegenwoordig met om de km een bord natuurlijk nooit moeilijk. Dan wordt de col
bereikt. Weer het zelfde ritueel. Fiets voor het bord, foto en filmen. Dan ga ik
100 m verderop zitten om iets te eten. In het dal drijven donkere wolken. Ik
duik omlaag en stop nog een keer voor een videootje en een foto. Dan tel ik de
km's af naar de afslag richting Port de Balès.
De afslag naar Bourg d'Oueil staat goed aangegeven. Nu maar hopen dat het op de
col beter is dan het in het dal lijkt te zijn. De eerste 2 km zijn inderdaad
knap steil. Dan draai ik een dal in dat nog amper door het toerisme is bedorven.
Kleine dorpjes met oude huizen. Soms is het iets steiler, dan weer vrijwel vlak.
Vooral in de dorpjes zit wel eens een steil stuk. Voor me zit het aardig dicht.
Tijdens een korte stop blaast de wind fris door mijn bezwete shirt. Als ik Bourg
d'Oueil bereik, valt de rest mee; nog maar 432 m in 5,88 km. Het eerste deel
loopt heel constant omhoog. Als ik boven het eerste keerpunt nader, lijk ik
direct de mist in te rijden. Gelukkig hangt de mist in een zijdalletje. Ik blijf
hoog in het dal van de Nestle d'Oueil. Hier is het nog helder, al komen de
wolken wel akelig dicht bij. Zo'n twee km voor de top heb ik toch de wolken
bereikt. Het zicht wordt minder. Door de mist gaat het verder. Alleen op basis
van de km-teller weet ik hoe ver het nog is. Het zicht gaat terug naar minder
dan 200 m. De Port de Balès is dan ook plots bereikt. Ik trek het jasje en de
windstopper direct aan. Dan maak ik een foto en film de mist. Tijd om te eten is
er niet, het is veel te fris. Alleen de drinkyoghurt gaat er in. Dan begin ik
snel aan de afdaling. De zonnebril moet af omdat deze helemaal beslaat. Ik heb
hier absoluut goed zicht nodig, want er ligt heel veel steenslag op de weg. Aan
de weg en de berm te zien, moet het een mooie afdaling zijn. Ik zie echter niet
meer dan 100 m. Het begint nu ook langzaam iets te stuiven. Niet dat het regent,
maar ik voel de druppeltjes wel in mijn gezicht. Pas na 5 km neemt het zicht
toe. Ik daal door een schitterende kloof. Helaas blijft het motregenen, dus geen
opnames. Ik wil hier zo snel mogelijk uit zijn. Na 10 km wordt de helling minder
en kan ik nog beter opschieten. Uiteindelijk wordt Mauléon bereikt. Hier haal ik
een stempel en begin aan het kleine klimmetje naar Cazarilh. Dan gaat het het
dal van de Garonne in. Ik besluit direct door te rijden. Ook hier zit het dicht
en soms valt er een beetje motregen. Ik draai Cierp-Gaud in en ga op zoek naar
een hotel. Het wordt direct het eerste hotel. Ik loop het hotel in. Het duurt
even voor ik zeker weet dat ik hier kan overnachten. De fiets kan aan de kant in
het restaurant. De kamer is niet bijzonder, maar het voldoet. Ook dit is
gehaald. Nu worden de etappes lichter. Mag ook wel na 6 dagen zwoegen door de
bergen.
Relatieve rustdag
Na alle zware dagen, krijg ik vandaag een relatief makkelijke dag. Na een
vers afgebakken broodje met weinig jam en een flesje jus d'orange gaat het op
weg. Vanuit Cierp-Gaud staat de weg naar St. Béat direct aangegeven. Even gaat
het een smal dal door, dan bereik ik St. Béat. Hier haal ik direct een
poststempel. Verderop duik ik de Casino in en kom een minuutje later met een
fles Yop weer naar buiten. Laat nu de klim maar beginnen. Helaas staan op de
Mente geen borden met stijgingspercentages. Misschien maar goed ook, want de
Mente loopt strak omhoog; 8,7 % over 9 km. Even stop ik om mijn pedaal iets in
te vetten; ik wordt gek van het gepiep van de linkerzool op de pedaal. Zonder
piep gaat het verder. Het kan nog wel eens warm worden. Ik trap lekker door. Het
uitzicht valt hier iets tegen. Pas 3 km voor de top staat er een bord met de nog
te rijden afstand. Maar goed, met opletten en een km-teller weet je bijna
evenveel. Langs de weg wordt gewerkt; ze zijn aan de binnenbocht nieuwe goten
aan het aanleggen. Scheelt natuurlijk als het eens regent. Het enige vocht waar
ik last van heb, is het zweet dat van me af druipt. In een redelijk tempo wordt
de top bereikt. Hier de nodige plichtplegingen: foto, video, jasje aan. Dan
wandel ik naar het cafeetje voor een stempel. De beste man begrijpt het eerst
niet. Hij heeft geen poststempel zoals die in het stempelboekje. Hij heeft wel
een 'fietsersstempel' met de naam Col de Mente; laat dat nou net de bedoeling
zijn.
Over heel veel bochten gaat het omlaag. Onderweg zit er ook nog heel geniepig
een klein klimmetje in. Direct treedt de verzuring in de benen op. Bij de brug
over de Ger hou ik een korte stop. Na een mueslireep begin ik aan de volgende 4
km; de beklimming van de Portet d'Aspet. Ik ben net goed en wel op gang als ik
links van de weg iets zie. Ik kan het eerst nog niet goed thuisbrengen. Als ik
er dichter bij kom, is het duidelijk. Het is de plek waar Casartellli zich te
pletter heeft gereden. Op de grond staan een paar bosjes verdroogde bloemen in
plasticflessen. Het geheel wordt op de been gehouden met stenen. Op de muur zit
een kleine plaquette en er staan nog een vaste vaas met bloemen.
Terwijl ik hier zo sta, komt er een zwaar beladen ATB, 2 tassen op de lowrider
voor, 2 achter aan de drager en eentje op de drager, aan zigzaggen. Hij komt bij
me staan. Het is een man uit Ens die ook op de 100 Cols onderweg is. Hij doet
het alleen in één keer en is ondertussen ook nog eventjes afgeslagen om Santiago
de Compostella te bezoeken. Hij hoopt zo tegen september weer thuis te zijn. Hij
komt de hellingen over het algemeen goed omhoog. Hij heeft dan ook een ATB met
Rohlof-naaf. Zijn lichtste verzet komt neer op 22-30, terwijl ik het moet doen
met het lichte raceverzet 30-27. Toch een enorm verschil. Terwijl we staan te
praten, komen er meer wielrenners bij ons staan. Het zijn de leden van een
Noorse groep die hier rondfietsen. Zij hebben het makkelijk, zij hebben een
volgauto voor de bagage.
Ik
besluit maar door te fietsen. 200 M verderop wordt nog even gestopt bij het
grote monument ter nagedachtenis aan Casartellli. Als we beide doorrijden, zie
ik hoe licht hij omhoog peddelt. Hij gaat misschien wel niet veel sneller, maar
trapt wel veel lichter. Langzaam verlies ik hem uit het oog. Dat is hier ook
niet moeilijk, want we klimmen door een heel smal dal. Het is bijna de hele weg
niet meer dan berghelling - beekje - weg - berghelling. Pas bijna boven wordt
het breder. Hier zet ik de fiets tegen het schuurtje, vlak onder het bord. Links
tussen de bomen zitten de Noren uitgebreid te eten. Ook de man uit Ens komt er
vandaan wandelen met een broodje in de hand. Had hij aangeboden gekregen van de
Noren. Ik blijf hier niet zo lang. Ik ga door. Het is de bedoeling om in
Audressein te overnachten. De man uit Ens wil verder. Hij wil in ieder geval de
La Core nog over en eigenlijk ook de Latrape.
De afdaling is heel anders dan de klim. In een breed dal gaat het omlaag. Het is
alleen een moeizame afdaling. Tot St. Lary gaat best vlot. Maar dan gaat het
langs de Bouigane omlaag. Langzaam hobbel ik verder omlaag. Zo nu en dan klimt
het ook nog weer even. En de temperatuur loopt maar op. Ik ben deze afdaling
gewoon in een shirtje met korte mouw ingegaan en dat gaat heel goed. Dorpje na
dorpje passeren de revue. Tot slot wordt Audressein bereikt. De Auberge blijkt
gewoon aan de doorgaande weg te liggen. Ik heb weer geluk; ik kan blijven. Op
het zelfde ogenblik komt onze vriend uit Ens langs. Hij stopt nog eventjes. Hij
gaat verder, ik stop er mee voor vandaag. De fiets wordt door de kok op de
schouder genomen en de kelder in gedragen. Daar zal hij morgenochtend ook weer
uit moeten komen. Mijn kamer heeft weer geen mogelijkheid de natte kleding
buiten te hangen. Een goede fietser is echter overal op voorbereid. Ik knoop een
touw aan een oog naast het raam, haal het touw door de gewassen kleding en knoop
het andere einde aan een tweede oog aan de andere kant van het raam. Zo hangen
de kleren mooi op een stukje dak zonder dat ze weg kunnen waaien. Nu moet het
wel lukken de broek droog te krijgen. Zo, nu even het dorpje verkennen.
Het einde nadert
Voor zevenen staat de tv al aan; even het weer bekijken. Dat ziet er niet
best uit, het wil weer warm worden. Dan maar eerst het ontbijt. Dat valt vandaag
wel mee. Behalve stokbrood is er ook zacht brood, een fles, of is het een vaas,
met appelsap en yoghurt. Het meeste wordt vlot naar binnen geschoven. Dan even
weer naar boven en wegwezen.
Het
eerste klimmetje is naar Castillon. Daar haal ik direct een fles drinkyoghurt.
Dat is toch goede extra voeding. Dan gaat het langzaam stijgend de Vallée de
Bethmale omhoog. Pas 7 km voor de top heb ik door waar ik naar toe moet. Het
klimmen gaat ondertussen al weer een stukje moeizamer; zowel de helling als de
temperatuur lopen op. Dan gaat het niet meer langs de rivier omhoog, maar begint
het draaien langs de berg. Het uitzicht het dal in is best mooi. Maar ja, dat
soort dalen heb ik ondertussen al zo veel gezien. Voor mij dus niet veel
bijzonders meer. Dan wordt de Col de la Core bereikt. Een klassiek voorbeeld van
hoe een col er uit hoort te zien; langs de berg omhoog, diagonaal het hoogste
c.q. laagste punt over en aan de andere kant omlaag. Ik stop hier om te eten en
te drinken. Het jasje hoeft niet eens aan, zo warm is het hier op 1395 m al. De
afdaling is weer heel anders. Ik kijk uit over beboste berghellingen waar
duidelijk zo nu en dan een perceel van gekapt wordt. Pas als ik iets om de berg
draai, zie ik de dorpen in het dal. Uiteindelijk kom ik in het drukke Seix uit.
Hier gaat het rechts richting de volgende col. De aanloop is heel lang. In een
lekker tempo rij ik tegen het water in. Je zou er haast in gaan zitten gezien de
temperatuur. Ook na de Pont de la Taule klimt het rustig door. Dan wordt het dal
breder en rij ik verder van het water. Bij Ustou ga ik een tijdje zitten. Even
iets eten en afkoelen. Dan beginnen de laatste km's naar de top. De helling op
zich valt best mee, maar ik kan de warmte niet kwijt. Daardoor heb ik het gevoel
dat het heel zwaar gaat. Onderweg moet een keertje gestopt worden om af te
koelen, alleen gaat dat moeilijk bij deze temperatuur; 40 graden op de teller.
Zwoegend en zwetend gaat het verder tot de pas bereikt wordt. Na een korte
afkoelingsperiode gaat het omlaag naar Aulus-les-Bains. Daar moet overnacht
worden. Als ik het dorp in rij, wordt ik aangesproken door een Nederlander die
de broek herkent. Ik sta zo ongeveer bij de Nederlandse enclave daar. In een
door Nederlanders verbouwd hotel zitten nu appartementen. Er zijn er nog een
aantal beschikbaar, dus als ik wil..... Dan ga ik toch maar op zoek naar een
hotel. Ik heb er 6 op mijn lijstje staan. De eerste, ook aanbevolen door de
Nederlander, zit vol. Dan maar verder op zoek. Nog eens op en neer door het
dorp. Tot aan de grens van de kom. Daar staat warempel een informatiebord met
een aantal hotels. Als ik vervolgens bij de Oustalet naar een kamer vraag, is
het al 2 jaar geen hotel meer. De Beausejour ziet er totaal verlaten uit. De la
Terasse zie ik nergens. Dit gaat absoluut niet goed. Ik vind toch de la Terasse
nog, maar ook deze zit vol. Uiteindelijk ga ik bij de Tourist Information staan
om daar maar eens te vragen. Blijken er in Aulus nog maar 2 hotels te zijn. Ik
beland dus toch weer in een Gite. Gelukkig heeft deze kamers voor 2 of meer
personen. Ik wordt in een kamer voor twee geplaatst. Als ik dus mazzel heb,
slaap ik alleen.
Als ik rondwandel komen er twee paar motorrijders binnen. Het blijken
Australiërs die in Engeland twee motoren hebben gehuurd. Ik maak kort een
praatje. Met het eten zit ik alleen maar wordt direct door de Aussies
uitgenodigd om bij hen te komen zitten. Heb ik tijdens het eten toch iemand om
mee te praten. We hebben het over de Pyreneeën, dat de Tourmalet hoger is dan de
hoogste piek in Australië, dat fietsen in Australië toch heel anders is in
verband met de afstanden, etc. Het is een gezellig viertal. Na het eten ga ik
even wandelen. Naast het gebouw spreek ik een Nederlands echtpaar. Als ze horen
dat ik hier op de fiets ben, vertellen ze dat ze vandaag al een fietser door de
bergen hebben zien zwoegen. Het moet een Nederlander zijn geweest, want hij had
een Rabo-broek aan. En een blauw shirt met blauw rugjasje? "Ja" En twee tassen
achter aan de drager? "Ja" Ze zijn mij dus achterop gekomen. We praten nog even
en wandelen dan beide verder.
De laatste loodjes
Ik heb het ontbijt voor half acht besteld. Het duurt maar even en ik heb 4
stukjes brood en een sneetje zacht brood voor me staan. Samen met een ruime
hoeveelheid jam en thee gaat alles vlot naar binnen. Het is nog fris buiten.
Even aarzel ik of het jasje nog aan moet, maar ik doe het niet. Onder een
bewolkte hemel begin ik aan de beklimming van de Agnes. Deze loopt heel mooi
constant op. Volgens het bord is het 10 km met gemiddeld 8,2% stijging. Meestal
zijn de waardes op de bordjes net iets hoger. De steilste km zit aan het begin,
daarna is het constant zo'n 8,5 % en bijna boven even iets minder. Het uitzicht
valt tegen. Het eerste deel gaat het dal in omhoog. Het enige dat ik om me hen
zie zijn beboste berghellingen. Als ik begin te draaien, zie ik in het dal Aulus
liggen, met daar achter de Col de Latrape. De bewolking valt hard mee. Daar
lijkt in ieder geval voorlopig geen water uit te komen. Tijdens de klim hou ik
het geluid van het omhoog komende verkeerd goed in de gaten. Ook de Aussies
zouden hier omhoog gaan. Precies bij het paaltje 3 km komen de motoren me luid
toeterend achterop. Er wordt gezwaaid en ik wordt nog even luid aangemoedigd.
Dan verdwijnen ze uit het zicht. Rustig trap ik verder. Ongeveer 1,5 km voor de
top lijk ik de wolken in te rijden. Gelukkig zijn het alleen flarden die voorbij
komen waaien. De top nadert nu met rasse schreden. Ik heb nog maar 500 m te gaan
als ik door een auto wordt ingehaald. Het raampje gaat open en er wordt gevraagd
of ik me een eindje wil laten slepen. Het is het Nederlandse echtpaar weer. Ik
laat direct weten dat het niet nodig is, omdat ik nog maar 500 m hoef. Dan
rijden ze door.
Vervolgens wordt de geheel verlaten col bereikt. Er komt een fietser van de
andere kant omhoog. Dat is pas een echte. Hij trekt zijn shirtje dicht en
fietst, zonder helm, direct door omlaag. Zelf doe ik het veel rustiger aan. Ik
eet en drink, maak foto's en film even. Dan gaat het met jasje, windstopper en
helm omlaag. Het eerste gedeelte van de afdaling is fantastisch. Door een
absoluut ruig landschap vol met rotsblokken gaat het omlaag. Een muurtje in een
bocht? Ach, schuif maar een stelletje rotsblokken naast elkaar. Bij de Etange de
Lers, een meertje in een kom in de berg, is het even drukker. Na een kort
klimmetje kan ik de afdaling vervolgen. Na een afdaling van 18 km wordt Massat
bereikt. Hier gaat de helm weer af, het jasje en de windstopper uit en een
mueslireep naar binnen.
De volgende helling, het begin van de Col de Port, is volgens het bord eenvoudig
te rijden; gemiddeld 5% en maximaal 6%. Heel rustig trap ik naar boven. De
snelheid valt me best een beetje tegen. De Col des Caougnous stelt eigenlijk
niets voor. Maar waarom dan zo rustig? Nou op de Caougnous zit de afslag naar de
Col de Péguère. En dat is wel even iets anders. Volgens het informatiebord
slechts 3,6 km lang, maar wel met een hoogteverschil van 425 m. Dat is gemiddeld
11,8 % met een maximum van 14%. Naast de weg staat echter een bord dat de auto's
waarschuwt voor hellingen van 18 %. Daar moet ik nog tegenop! Héél langzaam ga
ik op weg. De teller loopt amper op. Ik kan bijna niet overeind blijven. Dan
moet ik even van de fiets. Dat zal deze klim niet de enige keer zijn. Staand op
de trappers zwoeg ik verder. Er komt een busje van boven. Ik durf deze niet eens
fietsend, of wat er voor door moet gaan, te laten passeren. Hogerop komt me nog
eens een auto achterop. Weer ga ik van de fiets. Ik passeer het bordje voor de
tweede km; 12,5 % voor de volgende km. Zou ik nog boven komen? Er zijn warempel
stukjes waar ik even kan gaan zitten. Het zijn geen km's die onder me door
glijden, maar meters. In de verte verschijnt het bordje voor de derde km. Ik heb
nooit geweten dat een fietser zo blij kon zijn met een km met een gemiddelde
stijging van slechts (!) 10%. Nu kan ik een heel stuk zittend afleggen en hoeft
er niet meer gestopt te worden. Ook het laatste bordje, voor de laatste 600 m
klimmen in de Pyreneeën, geeft weer 10 % aan. Dan wordt de top bereikt. De tijd
valt achteraf helemaal niet tegen. Ik heb 'slechts' 53 minuten over deze 3,6 km
gedaan.
Boven wordt heel uitgebreid uitgehijgd en een beetje gegeten en gedronken. Ook
wordt het oude huisje dat er staat uitgebreid bekeken. Het is een geheel uit
steen opgetrokken huisje. Het heeft één ingang en binnen zijn er twee ruimtes.
De achterste heeft een raampje, OK opening in het dak, een stookplaatsje met
schoorsteentje en twee stenen banken. Dit zullen vast de bedden zijn geweest. Zo
hebben mensen dus vroeger echt gewoond. Dan mag ik aan de laatste afdaling van
de vakantie beginnen. In een rustig en gelijkmatig tempo gaat het langs de berg
omlaag. Probleem van de afdaling is alleen het grove grint dat gebruikt is. Door
het trillen van het stuur worden de handen doof. Dan nader ik Foix. Ik stop nog
even voor een foto van het kasteel. Dit punt markeert volgens mij het verlaten
van de Pyreneeën. Ik draai een rotonde over en weet waar ik ben. Even de weg
volgen en dan rechts het postkantoor. Hier wordt een laatste stempel gehaald.
Zo, de Pyreneeën zijn binnen. Dan fiets ik verder naar de parkeerplaats waar ik
de auto heb achtergelaten. Hij staat er nog! En geloof het of niet, hij is in
die 10 dagen alleen maar smeriger geworden.
Alles gaat in de auto en ik begin aan de terugweg. Nu kan ik morgen net voor het
begin van de Franse vakanties het land uit zijn. Nu alleen de Alpen nog. Dat is
iets leuks voor 2010.
Meer foto's zijn te vinden op mijn fotopagina's.
(c)2009, Henk
Luggenhorst