Van de Pyreneeën naar de Ventoux
Al jaren zeg ik te zullen stoppen met de 100 Cols, maar elk jaar stap ik weer
op. Zo ook dit jaar. Er lag nog een mooie lange etappe zonder echt hooggebergte;
het gedeelte van de voet van de Pyreneeën tot aan de Mont Ventoux. Het was
weliswaar een lange rit tot in Foix, maar dit ging in twee etappes. Eerst met de
eigen auto naar Carpentras, waar ik volkomen gaar aan kwam, en de volgende dag
met een huurauto verder naar Foix. Hierbij de belevenissen onderweg.
Foix - Carcassonne
Eigenlijk weinig te melden vandaag, tenminste….. Bij het ontbijt blijken de
wedstrijdrenners van de Tour l'Azord (of iets dergelijks, een Internationale
wedstrijd voor 19-22 jarigen) al te zijn vertrokken. Het is niet echt warm, maar
ik vertrek toch in korte broek en shirt met jasje. Bij de eerste klim richting
Col de Py is dat geen probleem. Direct aan het begin haal ik trouwens mijn
eerste Franse wielrenner in! Ik besluit toch de Col maar niet aan te doen, al
was het maar een klimmetje van 500 m. Ondanks het ontbreken van een naam, blijft
de D1 nog lange tijd klimmen. Op de klim naar Laroque wordt ik ingehaald door een stel
wielrenners. Eerst 3 later nog een paar. De derde groep blijft even achter me
fietsen en probeert een praatje te maken. Ze zien de NL op het jasje. In Laroque
worden we aan de kant gezet voor de wielerwedstrijd. Ik film de doorkomst, dan
stap ik weer op. Tijdens de lunchpauze in la Bastide zie ik ze nog en keer
doorkomen. Hier wissel ik het jasje in voor een shirt met lange mouwen, net iets
warmer.
Dan begin ik in Chalabre aan de hoogste col van de dag, de Col de St. Benoit
(614 m), maar helaas geen bordje. Ook verderop op de l'Espinas geen bordje. Pas
op de Col d'Al Bosc (goed voor wel 250 m!) kom ik het eerste bordje tegen. Deze,
en de volgende van wel 285 m, worden op de gevoelige chip vastgelegd.
Mooi op tijd wordt Carcassonne bereikt. Nu maar op zoek naar het hotel. Op de
gok toer ik de stad door, of het goed gaat is maar de vraag. Dan zie ik een
bordje richting Hotel Astoria. Het hotel is best vlot gevonden. Nu eerst even
met de fiets bezig. De kabel voor de achterderailleur is niet helemaal goed. De
draadjes van de buitenkabel worden bij elkaar geplakt met een paar stukjes tape.
Hopen dat het houdt.
Na een bezoek aan de douche even het centrum in. Ik moet nog brood voor morgen
hebben. Na het inkopen even bij het station langs voor een stempel. Heb ik ook
mijn verplichte stempel van Carcassonne. Of ik morgen een stempel krijg is nog
maar de vraag, het is dan immers zondag.
Carcassonne - Murat sur Vebre
De weersvoorspelling voor vandaag is ronduit slecht. Voor de ochtend laten
ze donkere wolken met regen en onweer zien, voor de middag alleen donkere wolken
met regen. Dat wordt geen pretje vandaag. De eerste blik naar buiten laat nog een
gebroken wolkendek zien. Als ik later buiten kom, is al bijna alles grijs. Dan
maar vlug even iets ontbijten en wegwezen. De eerste 18 km golft rustig tegen de
wind in. In het noordwesten is de lucht nog steeds gebroken, in het noordoosten,
mijn richting, is alles grijs. Voor Caunes-Minervois heb ik al het idee dat het
iets begint te stuiven. Dan begint de 18 km lange klim naar de Col de Salette.
Het begint door een schitterende omgeving. De licht stijgende weg slingert door
een mooi, smal dal omhoog.
Voor Lespinassiere verandert het terrein, het wordt
weidser. Verschillende keren heb ik een ruim uitzicht over het bergdorpje.
Alleen de klim duurt zo lang. Zou die 18 km van de routebeschrijving fout zijn?
De bordjes langs de weg tellen terug vanaf 20, terwijl ik aftel vanaf 18. Ik pak
de kaart er nog eens bij en kom tot de conclusie dat de departementsgrens op de
col ligt. Dus geen 18 maar 20 km klimmen.
Via twee kleine colletjes gaat het verder naar St. Pons. Hier wordt nog weer
eens uitgebreid gegeten.
Nu een ander puntje; het weer. Ik was begonnen met drie shirts aan, dat ging
best. Op de eerste klim ging het jasje al uit. Tijdens de afdaling ging alles,
inclusief de windstopper weer aan. Ondertussen is de bewolking volledig
gebroken, niets donkere wolken en regen, er komt nog zon! In korte broek en met
alleen een jasje over het shirt met korte mouw gaat het nu omhoog Col du
Cabaretou (949 m). Na een tijdje gaat zelfs het jasje uit, het wordt echt
zweten. De klim valt me niet tegen. Voor mij komt er nu echter een rot stuk.
Golvend boven langs de berg van de Cabaretou naar de la Bane (1003 m). Ik ben
amper vooruit te branden.
Nadat ook dit obstakel overwonnen is, rest er nog maar eentje; de Cote de
Landette. Met 1045 m moet dit het hoogtepunt van de dag worden. Het is weer een
heel mooi binnenweggetje dat omhoog slingert. Maar ergens daar bovenop bij het
Bois du Concord gaat het mis. Er komt een weg in aanleg rechts van boven en
later zie ik een bord richting Murat dat naar links wijst. Ik volg wat volgens
mij toch echt de route moet zijn. Na een steile duik omlaag kom ik op een
doorgaande weg uit. Ik kom inderdaad vanaf Landette, maar aan de doorgaande weg
zelf staat geen bord. Het kan ook niet het punt zijn waar ik omlaag zou moeten
komen. Voor mij ligt een meertje dat daar niet hoort. Op de kaart staat wel een
meertje, maar die ligt 6 km verderop en daar komt volgens de kaart geen weg van
de berg. Dan toch maar rechtsaf. Na 2 km eindelijk een bord, nog 6 km naar Murat.
Zat ik dus toch verkeerd. Als bonus klim ik nog een klein stukje om na 105 km in
Murat aan te komen.
Na een uurtje ga ik naar beneden om de fiets binnen te zetten. Blijkt het
helemaal dicht getrokken te zijn en loop ik buiten door een grove mist. Dat zou
ook wel kunnen want ik zit hier nog steeds op zo'n 850 m hoogte.
Murat sur Vebre - Aveze
De weersverwachtingen zijn goed. Eerst nog iets bewolkt, later zon en warm.
Ik vertrek toch goed gekleed. Hier op 855 m is het nog alles behalve warm. Het
eerste stukje gaat over een grote weg. Dan gaat het linksaf richting naar
Brusque. Een mooi smal weggetje omlaag met kleine dorpjes, kasteelruïnes en
uitzicht over het dal van de Dourdou. Helaas is er weinig tijd om vaak te
stoppen; ik moet vandaag (minimaal) 121 km, dat is nog een heel eind. Bij Fayet
gaat het afdalen over in klimmen. OK, klimmen, de weg loopt iets op. Doordat ik
de wind in de rug heb, kan ik lekker doortrappen al gaat het omhoog. Bij Cenomes
gaat het lichte stijgen over in de echte klim. Van hier is het nog 5 km tot de
Col de Notre Dame (664 m). Onderweg is het een aantal keer oppassen; er rijdt
groot geschut op de weg rond. Ze zijn bezig de weg te verbreden. Hiervoor wordt
de hoge wal een stuk afgegraven zodat er zo'n vier meter ruimte komt. Op een
aantal plaatsen zijn de restanten van de helling gebruikt om lage bochten op te
vullen en af te snijden. Ach, eigenlijk was het alleen even opletten dat de
kraan niet een bek vol over de vrachtwagen mikte op het ogenblik dat ik
passeerde.
Na Ceilhes-et-Rocozels gaat het eerst weer langzaam omhoog, om later lekker te
klimmen. Weer is het uitzicht groots. De precieze locatie van de Col du Perthus
is me niet helemaal duidelijk. In ieder geval staat er geen bordje bij, dat is
zeker (tenminste ...). De eerste afslag is het niet, het klimt nog door. Ook de
tweede afslag is het volgens de kaart niet, al is dit wel het hoogste punt. Dan
gaat het omlaag naar Lodève. Eerst is het links een hele rotstuin. Overal liggen
de rotsen langs de helling gezaaid. Dan iets verder kijk je links uit over een
diep gat. Gelukkig staat er een stevige muur langs de weg. Je zou hier maar van
de weg raken, dan is het ver rollen tot je stil ligt. Verdikke, hebben ze de
nieuwe muur nog lang niet overal af! In een aardig tempo rol ik omlaag, niet te
hard, want de weg is absoluut niet te overzien en hij hobbelt nogal.
Het volgende obstakel in de route is Lodève. Ik heb het niet zo op grote
plaatsen tijdens dit soort tochten. Het zoeken van de weg kost soms zo veel
moeite. Dit keer lijkt het mee te vallen. Richting Millau staat goed aangegeven.
Nu na de Intermarché de tweede weg links. Buiten Lodève heb ik nog steeds geen
Intermarché gezien, wel een Netto. De borden van de Netto zien er hier ook wel
hel nieuw uit. Ze zouden toch niet van formule overgestapt zijn? Ja dus!
Het volgende weggetje is ook heel bijzonder. Zou ik daar de WVH doorsturen, dan
denk ik dat ik vervloekt zou worden. De weg is smal, soms hooguit 2,5 m. Het
wegdek is slecht, er komt gras en zelfs een boomwortel doorheen. Stukjes zijn rot
steil. Er ligt zo hier en daar wel een mooi pad langs de weg. Oh nee, toch niet,
dat is ooit de muur geweest en alleen de fundering ligt er nog.
Dan wordt het weer zoeken. Ik zou een aantal keren rechts moeten en dan bij een
voorrangsweg links. Ik kom wel bij een weg, maar verderop rechts staat een bord
snelweg, het is een oprit. Nadat ik een stuk doorrij, moet ik toch maar keren,
het klopt niet. Zou ik dan toch richting snelweg moeten? Ik blijk op een rotonde
uit te komen met een afslag naar Soubes, dus toch goed. Ik draai onder de
snelweg door en kom weer op een rotonde. Ook hier een afslag Soubes. Kennelijk
zijn ze hier de boel aardig aan het verbouwen geweest.
Gekleed in korte broek en dun shirtje begin ik aan de beklimming van de Cote de
St. Pierre. Het klimt hier weer lekker. De zon brandt ook lekker. Eerst het
bekende uitzicht over het dal. Dan een korte draai terug en de weg loopt nu
langs een rotswand. Hier ergens moet Gerrit vorig jaar die auto onder een
rotsblok hebben gezien. Aan de wand is niet veel te zien. Zo hier en daar is hij
afgeschermd met een stalen net. Dan de grote verrassing; het blauwe autootje en
het rotsblok van 2*2*3 meter. Op zijn Franse manier is de auto met het rotsblok
gewoon iets van de weg geschoven. Zo daar ligt het niemand in de weg.
Op het lange stuk van St. Pierre naar St. Maurice-Navacelles heb ik de wind in
de rug. Gelukkig, dat schiet tenminste op. De volgende afdaling niet mijn
favoriet; steil, slingerend en niet te overzien. In 7 km duik je de Gorges de la
Vis in. Over smerige diepe gaten gesproken, dit is er echt zo eentje. De grap is
alleen dat ik vanaf Madières het zelfde gat weer uit moet! Het gaat niet echt
snel meer. De energie begint op te raken en de kilometers, ondertussen al 110,
beginnen te tellen. Uiteraard kom ik fietsend boven. Bij een verkeersbord kijk
ik even om; afdaling 12 %. Verrek daarom ging het plaatselijk zo moeizaam.
Het gaat nu echt niet vlot meer. Over een golvende weg gaat het langzaam schuin
tegen de wind in. Ik ben dan ook blij wanneer ik bij Montdardier ben. Nu nog 7
km afdalen en de etappe voor vandaag zit er op.
Avèze - Vebron
Vandaag rustig aan gedaan. Het was toch maar een korte etappe, volgens de
routebeschrijving was het maar 64 km. Alleen stonden er wel 8 cols en een berg
op de lijst. Ik had nog bananen nodig, dus het kwam me goed uit dat de
Intermarché van Avèze richting Col du Minier lag. Maar ja, wanneer ze een drukke
weg kunnen mijden, dan zullen ze dat ook doen. Het ging niet via de grote weg
naar de voet van de klim, maar via een klein, steil binnenweggetje. Dat was even
schrikken en pijn leiden. Geen bananen, maar wel direct warm.
De klim naar de Minier verloopt mooi rustig. De helling komt niet boven 6 %. In
een rustig tempo peddel ik naar boven. Al vrij snel kom ik een graafmachine
achterop. Ik haal hem zelfs in. Langzaam verstomt het knorren van de motor. De
hele tijd klim ik langs de oosthelling van de berg, uit de zon dus. Wanneer ik
naar de andere kant draai, stop ik even om het jasje uit te trekken, ik kom nu
aan de zonzijde. Doordat de helling iets steiler is geworden, 6 i.p.v. 5 % hoor
k de graafmachine weer dichterbij komen. Op een mooi uitzichtpunt stop ik even
om te filmen. Hier haalt de graafmachine me in en hij komt bij me staan. Zo,
daar zal ik verder geen last meer van hebben. Het laatste stuk naar de col
verloopt weer door het bos. Na ruim 2 uur fietsen bereik ik de Col du Minier
(1264 m). Dit is trouwens de derde col al, maar die andere twee lagen gewoon
ergens onderweg. Helaas staat hier geen bordje, dan het monument maar op de
foto.
Nu volgt een deel dat eerst iets daalt en dan weer licht stijgt tot het plaatsje
l'Esperou. Hier haal ik in een miniem winkeltje even een handvol bananen. Kan ik
er weer even tegen. Nu komt het zwaarste stuk van de klim, een helling van 6,5 %
over een km. Vanaf de Col de la Sereyrede gaat het met 3 tot 5,5 % verder tot de
Mont Aigoual (1567 m) bereikt is.
Hier op de top wordt een lange stop gehouden. Dan begin ik aan de lange
afdaling. Onderweg passeer ik nog een aantal colletjes en moet een paar keer
iets geklommen worden. Met uitzicht op een steile, afgesleten rotswand wordt de
laatste col, de Perjuret bereikt. Hier is het druk, er komt een heel stel
fietsers omhoog zwoegen. Sommige dragen niet meer dan een hemdje en een korte
broek, logisch met deze temperatuur, anderen dragen zelfs en lange broek en
dikke trui.
Na nog eens 10 km dalen, bereik ik Vebron. Hier ligt mijn hotel voor de nacht.
Via een smalle wenteltrap bereik ik een klein kamertje zonder gordijnen of
vensters voor een klein raampje.
Grootste probleem is dat het hotel weer geen restaurant heeft. Volgens de
eigenaresse is het ongeveer 1 km lopen naar het restaurant. Ik begrijp dat dat
omlaag is. Voor de zekerheid ga ik na de douche even wandelen om dat te
controleren. Na 2,1 km ben ik in Racoules en heb uiteraard geen restaurant
gezien. Het zal er toch op neer komen dat ik (minstens) 1,5 km de andere kant op
moet. In Les Vanels zit de Auberge du Tarnon, dus daar moet ik eten kunnen
krijgen.
Wanneer ik daar wandelend aankom slaat de schrik me om het hart. Er staat niet
alleen Hotel Complet, maar ook Restaurant Complet. Verrek, het restaurant zit
vol! Wat nu? Ik ga naar binnen en begin in mijn beste Frans. Tja, het hele
restaurant zat vol, er werd een groep van 23 man verwacht. Begint de vrouw in
het Nederlands tegen de man te praten (Bernadette en Peter komen uit België). Ze
besluiten dat ze me toch niet zonder eten kunnen laten gaan. Er wordt snel een
menu in elkaar geschoven. Ik moet alleen zo nu en dan wachten omdat het busje
met 23 Vlamingen ondertussen binnen is en de kamers moeten worden verdeeld. Het
zijn onder andere bekende van Bernadette en Peter. Ze zitten niet alleen in de
auberge, die daardoor helemaal vol geboekt is, maar ook bij mij in het hotel.
Hierdoor was er in de wijde omgeving nog maar één enkele hotelkamer beschikbaar,
en daar zit ik. Voor de deelnemers aan de 100 Cols; de Auberge du Tarnon in Les
Vanels is een absolute aanrader!
Vebron - St. Genies de Malgoires
Het beloofd vandaag weer een pittig dagje te worden. Niet alleen omdat er
meerdere klimmen op het programma staan, maar ook omdat het warm wil worden.
Bij het vertrek is het nog wel fris. Dat verandert na 2 km abrupt. Ik sla rechts
af en direct begint het te klimmen. Waar ik eerst nog even mijn adem zie
condenseren in de koude lucht, het duurt maar even voordat de eerste
zweetdruppels verschijnen. Het gaat hier over een smal weggetje strak omhoog.
Gelukkig klim ik hier nog langs de zuidhelling, veelal uit de zon dus. Maar ja,
ook dat verandert. Toch valt het uiteindelijk niet tegen en wordt de Col de
Solperiere (1010 m) bereikt. Al moet ik toe geven, volgens mij is er een
eenvoudiger weg om deze col te beklimmen. Binnen 3 km pas ik nu nog even twee
extra cols mee, de Col des Fraises (1018 m) en de Col du Rey (992 m).
Dan gaat het omlaag naar Barre, hier moet een stempel gehaald worden. De
afdaling gaat echter zeer moeizaam. Op de laatste 2 km voor Barre wordt aan de
weg gewerkt. Asfalt is er in geen velden of wegen te bekennen, dus gaat het
stapvoets door het grove gravel. Gelukkig is de vrachtwagen net even weg, dus
kan ik zo tussen de twee graafmachines door. Verderop denderen nog meer
vrachtwagens rond en is een schuif de ondergrond aan het egaliseren. Daar fiets
ik dus gewoon tussen! Wanneer het ook nog iets gaat stijgen, besluit ik lopend
verder te gaan. Bij het klimmen is de kans op beschadiging van de banden door
doorslippen nog groter dan tijdens het rustig dalen. Bij het klimmen heb je ook
iets minder controle over de loop van de fiets dan tijdens het dalen.
Barre wordt zonder problemen bereikt. Even een verplichte stempel halen en weer
omlaag. Het is een mooi weggetje, maar het hobbelt en stuitert weer
verschrikkelijk. Het wordt dus weer rustig dalen. Na dik 9 km stuiteren
wordt de weg beter; ik ben in het dal. Het is nog een stukje dalen, dan moet ik
bij Ste. Croix het weggetje omhoog zien te vinden. Volgens de routebeschrijving
moet ik bij een voetgangersbruggetje het water over, maar ik wordt al veel
eerder naar de overkant gestuurd. Ik bestudeer de kaart en kom tot de conclusie
dat ik in ieder geval de goede kant op ga. Ik kom een heuveltje over, daal even
iets en kom op een andere weg uit. Dit blijkt de gezochte D40 te zijn. Had ik
toch nog net iets anders moeten rijden.
Ook deze klim valt alles behalve mee. Vooral de hitte begint zijn werk te doen.
Ik kan soms amper op gang blijven. Na 50 minuten ben ik eindelijk 400 m hoger.
In ieder geval is het wegdek van de D9 een stuk beter. Hele stukken loopt de
snelheid aardig op.
Vanuit St. Jean du Garde hebben ze een leuk binnenweggetje naar Lasalle
gevonden. In een rustig tempo en op een heel laag verzet, tuf ik omhoog, golf
een beetje rond en stuiter weer omlaag. In Lasalle kom ik aan het zoeken. Op
zoek naar een bord richting St. Hippolyte toer ik door de stad. Dan het eerste
bord, die wijst dus de andere kant op. Dan maar keren. Ik zie verder geen St.
Hippolyte, dus volg maar "Toutes directiones". En kom weer op de zelfde plek
uit. Ergens heb ik iets gemist. Nog een keer terug. Wacht even, daar 100 m
verder terug is nog een weg, richting, juist, St. Hippolyte.
Nu nog een cote'tje en een colletje over en ik ben uit de heuvels van de Cevenne.
Eindelijk weer eens vlakke wegen. Ik heb dan wel de wind tegen, maar ik schiet
verrassend snel op. Het gaat uiteraard niet snel omhoog, maar toch.
Eerder dan ik 2 uur terug zou hebben voorspeld, verlaat ik achter Nozieres de
route. Nu het hotel in St. Genies de Malgoires nog zoeken.
St. Genies de Malgoires -Carpentras
Dit is al weer de laatste etappe terug naar Carpentras. Het is nu nog best
prettig fietsen zo met alleen een dun shirtje aan. Het zou helemaal niet warmer
moeten worden vandaag. Het vlakke Frankrijk is uiteraard voor Nederlandse
begrippen alles behalve vlak. Toch schiet ik lekker op vandaag. In Uzes, dat
boven op een bult ligt, haal ik eten en een stempel. Kan ik de rest
van de dag er weer helemaal tegen.
Na Uzes kom ik in een bosrijke omgeving. Eerst vanaf Flaux tot Valliguieres en
dan verder naar Tavel. Nu is het in Nederland heerlijk vertoeven in de
lommerrijke bossen wanneer het buiten warm is. En het is warm, om half elf had
ik al 24 graden in de schaduw. Hebben we het nog niet over hoe het in de zon is.
Maar ja, we hebben het hier over Zuidfranse bossen en niet over de Nederlandse
bossen. Hier bestaat het bos uit de kluiten gewassen bonsaiboompjes. Niet meer
dan 4 m hoog en een omvang naar verhouding. Bovendien dunnen ze de rand langs de
weg ook nog iets uit. Oftewel, je rijdt soms wel uit de wind, maar nooit uit de
zon. Puffen en zweten dus. Vooral omdat er ook nog hoogteverschillen in zitten.
Niet te min wordt toch het dal van de Rhone bereikt. De frisse tegenwind gaat
ondertussen langzaam over in een lauwe tegenwind.
Ondertussen is er bij mij de fut al aardig uit. Niet dat de afstand groot is of
de hellingen zwaar, nee omdat het zo heet is. Op de klim naar Kasteelnegen van
de Paus constateer ik dat het water gewoon lauw uit de (vrijwel) witte bidon
komt. Even volhouden, het is nog zo'n 20 km. Nog even de Cote de Fortia omhoog,
door Bedarrides (waar ik bijna onder het viaduct was blijven staan omdat het
daar zo aangenaam fris was) en dan over een vlakke (!) weg naar Monteux. Hier
ben ik uiteraard weer zo dom om de borden te volgen. Ik wordt dus het dorp
drie-kwart rond gestuurd. Even de kaart bekijken en eigenwijs links om door het
dorp was zo een km korter geweest.
Nu alleen nog even Carpentras in. Op de gok duik ik het centrum in. Een keer
links een keer rechts, dan volgens de bordjes centrum dan een keer er tegen in
en ik kom netjes bij het hotel uit. Het zit er voor vandaag op. En wat de dag
van morgen brengt, behalve brandende zon, dat zien we dan wel.
Rondje Mont Ventoux
Als ik om 7 uur de vensters open doe, staat de koperen ploert al weer stevig te
branden. Eigenlijk zou ik vandaag de Ventoux beklimmen, maar ik zie er als een
berg tegenop. Het zal wel een rondje in de buurt worden. Na een stukje stokbrood
en een croissantje stap ik op de fiets. Ik ga in ieder geval in Bedoin een
stempel halen. Dat komt beter uit als ik ooit de tocht nog eens voort wil
zetten.
Op de weg naar Bedoin klok ik al 24 graden in de schaduw, hebben we het niet
over het fietsen in de zon. In Bedoin bezoek ik eerst het postkantoor voor het
benodigde (eind)stempeltje. Daarna duik ik aan de overkant van de weg de Shopi
in voor een fles Yop Energy. Een mens moet toch iets extras eten in deze hitte.
Ik besluit nog een eindje door te fietsen om te kijken hoe het gaat. Tot achter
Les Bruns valt het nog wel mee, dat is bekend. Het zweet loopt van alle kanten
van me af en de handen glijden gewoon over het stuur.
Als ik het bos bereik, valt de richting van de zon hard mee; ik rij hele stukken
in de schaduw. In een rustig gangetje ploeter ik voort. Zo nu en dan komt er een
wielrenner voorbij knallen. Die zijn lang en breed weer beneden voordat ik
eventueel Chalet Reynard bereik. Die ellendige afwateringsgoot, want dat is het
duidelijk van verre oorsprong, langs deze kant van de helling is en blijft een
kreng. Wat ik me van eerder echter niet kan herinneren zijn de paaltjes langs de
weg. Elke km staat er een paaltje met een afstand, de hoogte en het
hellingspercentage voor de komende km. Soms zeer opbeurend, wanneer de volgende
km maar 9,2 % is, soms toch wel deprimerend (10,5 %). Heb ik het nog niet gehad
over dat informatieve bord met de mededeling: nog 15 km gemiddeld 9,1 %.
Na 9 km vanuit Bedoin moet ik van de fiets, ik ben kapot. Ondanks dat ik rij met
een los shirt, er soms een zuchtje wind is, en regelmatig schaduw, zweet ik me
te pletter. Ik besluit vloeibare voeding in de vorm van Yop tot me te nemen. Na
5 minuten rust besluit ik toch nog een eindje door te rijden.
Ik ben voor me zelf al de hele tijd aan het aftellen naar km 14, voor mij 29,
daar eindigt het zwaarste deel van de klim. Ondanks de hitte valt het klimmen
niet tegen, al moet ik hele stukken uit het zadel. Dan even is er uitzicht op de
top, dat ding is warempel dichterbij gekomen! Ook krijg ik hier even een echte
haarspeldbocht met een vlakke buitenbocht. Komt er natuurlijk net een auto van
de andere kant.
Dan bereik ik het 29 km punt op mijn km-teller. Nooit gedacht dat ik dat vandaag
nog zou doen, tenminste niet op deze weg. Inderdaad is de helling nu niet zo
steil meer. Nou ja, het is nog steeds rond de 8 %. Dan staan er rechts een stel
mooie bungalows op de helling. Om van al de ellendige, uitgedroogde fietsers af
te zijn, hangt er een A4'tje met de mededeling dat er over 800 m water te
krijgen is. Het is dus bijna gelukt, ik ben bijna bij Chalet Reynard.
Hier ga ik even op de parkeerplaats staan om uit te puffen. De hele tijd had ik
al tegen mezelf gezegd dat als ik hier kan komen, ik ook boven kan komen. Weer
doe ik een aanslag op de Yop. Terwijl ik daar sta hoor ik Nederlands praten op
het terras. Ik ben niet alleen dus. Dan zie ik de tekst "Verzekering" langs
komen. Die ATB'er heeft het al bijna gehad en moet nog 6 km.
Ik stap weer op en rij hem achterna. Net voor het bord "6 km 7,7 %" haal ik hem
in. Wacht even, als het eerst gemiddeld 9,1 % was en nu gemiddeld 7,7 %, hoe
steil was dat tussen liggende deel dan?
Maar goed, ik rij hem voorbij! Het was me trouwens daarnet al opgevallen dat
alle fietsers die me voorbij kwamen, minder snel van me wegreden. In de eerste
bocht na Chalet Reynard is de top in volle glorie te zien. Even doorbijten. Ik
kan me nog herinneren dat dit deel de vorige keer ook verrassend makkelijk ging.
Elk weggedeelte waarbij ik in de bocht tegen de berg kijk, loopt zwaar. Geen
zuchtje wind, brandende zon, warm. In de bocht krijgt vervolgens de wind vat op
me en ik "flits" gewoon een stuk omhoog. Tot ik uiteraard om een uithoek draai
en weer tegen de berg kijk. Bij een mooi uitzicht op de top stop ik voor een
foto; het is en blijft vakantie. Hetzelfde doe ik voor een mooie bocht.
Ik hoop een fantastische knalblauw-beige combinatie te krijgen.
Ook bij het monument voor Tommy Simpson kan ik het niet laten; even een foto en
een stukje filmen. De verzekeringsman komt voorbij zwoegen. Het mag dan vakantie
zijn, maar hij vindt het een gekke plek om te stoppen. Hij heeft zonder te
stoppen al moeite genoeg om op gang te blijven.
Dan komt de laatste bocht in zicht en heb ik de rit volbracht. Er zijn me
tientallen fietsers voorbij gekomen, maar het mooiste is dat ik er zelf ook nog
twee heb ingehaald. Op de top haal ik snel een stempel. Zo die klim kunnen ze me
niet meer afnemen. Ik maak een paar foto's en film even. Dan maak de fles Yop
soldaat, kan die ook in de prullenbak. Vervolgens trek een jasje aan, zet de
helm op en blijf nog 5 minuten staan praten met een stel Nederlanders.
In Malaucene haal ik bij het postkantoor een nieuwe eindstempel. Daarmee heb ik
dit jaar officieel 632 km van de 100 Cols gereden.
Het is hier beneden weer zo warm, dat ik besluit er mee te kappen, oftewel op de
kortste, maar wel mooie, weg terug naar Carpentras. Ik pak de weg richting
Carpentras/Bedoin. Dan bij de afslag naar Bedoin rij ik nog 200 m die kant op,
om daar rechts af te slaan richting Caromb. Zulke mooie binnenweggetjes kom je
zelden per ongeluk tegen. Met een verfrissend tegenwindje peddel ik terug naar
Carpentras. In de garage van het hotel begin ik direct aan de fiets te
sleutelen. Even de dragers er af, dan kan ik zondag gewoon weer op de vlakke
Nederlandse wegen de bergen uit de stijve spieren rijden.