Toeren in Zwitserland
Voor de afwisseling gaat het eens een keer niet naar Frankrijk of Oostenrijk.
Dit jaar gaat het naar Zwitserland; al worden ook Frankrijk en Oostenrijk kort
bezocht. Ik heb in Wallis nog een paar mooie beklimmingen gevonden. Behalve hoge
bergen in het zuiden van Zwitserland, kun je ook aangenaam toeren door het
noorden van het land. Dus dit jaar een combinatie van klimmen in het
hooggebergte en toeren door het laaggebergte.
Forclaz op en neer
De eerste rit is de laatste jaren altijd lastig geweest. Zo ook dit jaar. Op
papier is de Forclaz met gem. 7,9 % niet zwaar. Maar het is de eerste dag en de
zon staat vol op de helling te branden. Ik ben nog met een jasje aan gestart,
maar het jasje moet snel uit. Ik heb continu problemen met de hitte. Het horloge
zit al snel op 30 graden. De GPS blijft steken op 22. Vooral op de eerste lange
halen is geen meter schaduw te vinden. Er is natuurlijk ook geen zuchtje wind.
En als die er al is, dan komt hij van de verkeerde kant. Ik moet dus een aantal
keren stoppen om iets af te koelen. Hopeloos. In de tweede serie haarspelden
trekt er wel bewolking langs de berg. Helaas geeft dit amper verkoeling. Maar
goed, de top wordt gehaald, al heeft het langer geduurd dan gehoopt.
Na een rust met een broodje en een stroopwafel, gaat het jasje aan omlaag
richting grens. Dat gaat lekker. De koude wind blaast overal doorheen. Ik heb me
voorgenomen alleen op te terugweg te stoppen, maar bij Tête Noir wordt toch
gestopt voor een mooi uitzicht over de een gorge.
Bij de douane gaat het jasje uit en begin ik aan de Franse klim van de vakantie.
In een lekker tempo gaat het rustig omhoog. Voor me, door het dal omhoog, kijk
ik tegen de witte toppen van het Mont Blanc massief. Door de kleine dorpjes waar
ik door kom, is het geen eindeloze klim, maar een wisselende klim. De rit naar
de Montets gaat toch veel lekkerker dan de klim naar de Forclaz. Nu is dit
natuurlijk gemiddeld ook maar 4,6%. Dit is wel even minder dan 7,9%. Op de top
ga ik uitgebreid gaan zitten eten. Bij het filmen maak ik nog een mooi shot van
twee baldadige, Franse wielrenstertjes. Een vind het nodig om op het grote
stenen kruis van de Col te gaan zitten.
Nu nog weer terug. Vanochtend was er mooi schaduw in het laatste, steilste deel
van de klim terug naar de Forclaz. Maar ja, dat was vanochtend. Het eerste deel
gaat best lekker. Lang niet zo veel last van de hitte als vanochtend. Zelfs het
kale stuk langs Trient gaat goed. Na de roze kerk van Trient, kom ik aan het
laatste, steilste gedeelte van de klim beginnen. Zoals al verwacht, is er ook in
het bos amper schaduw te vinden. In een redelijk ritme gaat het omhoog. De top
wordt zonder al te veel problemen gehaald. Na een lichte lunch begint de
afdaling. Waar ik de klim duidelijk over de doorgaande weg heb uitgezet, heb ik
dat niet met de afdaling gedaan. Deze volgt volgens de GPS dan ook de oude weg.
Voor de oude weg ga je net onder de top rechts af en dan steek je door naar de
tweede haarspeld (de bocht linksom). Daar in de buurt gaat het dan weer
binnendoor naar de vierde haardspeld (weer die linksom). Vanaf die bocht gaat
het dan slingerend omlaag naar Martigny-Croix. Deze weg is duidelijk korter en
dus steiler dan de nieuwe variant. Ik heb het maar op de nieuwe weg gehouden. De
dag is al zwaar genoeg geweest.
Alternatief: Barage de Mauvoisin
Ik stap fanatiek op de hybride. De GPS-rit naar Mont Fort is geladen. Met een
lekker fris windje tegen gaat het richting Grand Bernard. Het gaat vandaag
helemaal niet slecht. Doordat er een frisse wind van boven komt, loopt de
temperatuur niet te ver op. Dus gelukkig (nog) geen last van de hitte. Nu is het
hier natuurlijk lang niet zo steil als gisteren, maar toch. Bij Sembranchel
verlaat ik de Vallée d'Entrmont en draai de Vallée de Bagnes in. Schuin voor me
zie ik de weg omhoog naar Verbier. Zal ik daar omhoog gaan om te proberen Mont
Fort te halen, waarbij de laatste 16 km onverhard is. of toch maar niet. Ook in
dit dal waait nu nog een fris windje van boven. Als ik daar die kale helling
omhoog ga, kan de wind wel eens wegvallen.
Bij de afslag in Le Chable stop ik. Eens kijken hoe de temperatuur hier is. Nu
ik stil sta op een windstil plekje, schiet de temperatuur omhoog en barst het
zweet spontaan uit. Wat wordt het: de uitdaging of de wijsheid. Ongelooflijk,
maar de wijsheid wint vandaag. Ik stop de route naar Mont Fort en laad de route
naar Mauvoisin. Langzaam klim ik door kleine dorpjes omhoog. Er staan nieuwe
huizen, oude huizen en hele oude boeren schuren langs de weg. Helemaal van hout
en op paaltjes met stenen er tussen tegen het ongedierte. Helaas is alles hier
zo krap, dat er geen goede ruimte is om foto's te maken.
Het begint nu ook hier al wel warmer te worden. Het klimt zo nu en dan best
stevig door. De GPS wil me nog via een binnenweggetje omhoog sturen, maar ik
volg gewoon de doorgaande weg. Het dal is ondertussen smal geworden en ik klim
lang niet altijd direct langs het water. Daarvoor is soms geen plek omdat de
rivier diep door de rotsen stroomt. Net voorbij de stuw van Fionnay stop ik in
de schaduw om te eten. Met gevulde maag begin ik aan de laatste 6 km naar de
Barage de Mauvoisin. Dan zie ik plotseling een gigantische grijze muur in het
dal staan. Het is de stuwdam. Ik moet nog een best eind klimmen om daar te
komen. Maar waar ligt Mauvoisin dan ergens? Ik rij nu langs de rechterkant van
de rivier; Mauvoisin zou aan de andere kant moeten liggen. De dam komt steeds
dichter bij. Dan begint de weg te keren en te draaien. Ik steek een bruggetje
over en de weg blijft keren en draaien om de rotsen omhoog te komen.
Bij Mauvoisin hou ik rechts aan richting stuw. Hier staat een bord dat de weg
verder is gesloten voor alle verkeer. Alleen vergunninghouders mogen verder
omhoog. Ik moet op dat ogenblik zo diep gaan, dat ik niets anders dan het wegdek
zie. Het bord heb ik helemaal 'gemist'. Er komen nog een paar venijnige
bochtjes. Ik kom niet bovenaan bij de stuw uit. Vlak onder de stuw gaat het een
tunneltje in. Halverwege de tunnel is een splitsing. Ik hou links, richting
stuw. Ik fiets de stuw op. Maar waar loopt nu die weg langs het meer die in mijn
GPS staat? Om dat uit te vinden rij ik naar de andere kant van de stuw en fiets
daar het wandelpad langs het meer op. Na een paar honderd meter heb ik een mooi
uitzicht over de omgeving. Alleen zie ik aan de andere kant van het meer geen
weg. Deze blijkt daar door de berg te lopen
Tijdens de afdaling stop ik nog een paar plekken waar ik een foto of een video
wil maken. Dit is o.a. op het bruggetje. Daar is namelijk ook nog een oude brug
te zien. Nadat ik dit allemaal heb vastgelegd, zie ik nog een brug. Hier gaat
net iemand schuifelend overheen. Nou ja brug. Het zijn 4 staalkabels. De
onderste is om op te lopen. Dan komt er links en rechts eentje waar de onderste
aan hangt en die je als brugleuning kunt gebruiken. Aan de vierde kabel klik je
de zekering, zodat je niet in de droge rivierbeding te pletter valt, mocht je
een misstap maken.
Na ook nog Zwitserse koeien met hele grote bellen te hebben gefilmd, gaat het
verder omlaag. Eerst gaat het lekker. Maar op een gegeven ogenblik begin ik wind
tegen te krijgen. De wind wordt steeds krachtiger. Vanaf Le Chable heb ik er
gewoon last van met het dalen. Ik moet echt blijven trappen om in de afdaling
niet stil te vallen. Vooral het gedeelte waar het bijna vlak is of zelfs iets
oploopt, gaat het heel moeizaam met die warme, harde wind tegen. Het laatste
stuk terug gaat vlot, het is iets steiler, zodat ik lekker kan dalen.
Hoogtepunt; Col du Grand St. Bernard
Ik wil absoluut de Grand Saint Bernard omhoog, dus die staat voor vandaag op het
programma. Omdat ik maandag zoveel last had van de hitte en het op de steilere
stukken echt werken werd op de racefiets, besluit ik de hybride weer mee te
nemen. Dan moet de gemiddelde cadans in ieder geval een stuk hoger worden dan de
55 van maandag. De hybride wordt bepakt en ik begin aan de zelfde 12 km als
gisteren. Wel saai, maar het is niet anders. Dit keer ga ik na 12 km niet links,
maar volg de doorgaande weg richting Grd. St. Bernard. Gestaag gaat het omhoog.
Het is hier niet te steil, dus ik kan redelijk doorfietsen. Soms is er een
luchtig windje, maar dit wordt steeds minder. Daarvoor in de plaats komen de
bekende windstille ogenblikken in de brandende zon. Ik passeer Orsiéres en krijg
twee grote haarspelden.
Een vrachtwagen kruist mijn weg en rijdt de weg richting een steengroeve op.
Leuk voor hem, maar ik rij een heel eind in de stof van de wagen. Weer volgen er
een paar bochten. Nu zitten ze kort achter elkaar. Naast de weg staat een tent
waar een vette hap te halen is. Er is echter ook een bronnetje; dus even
bijvullen. Langzaam gaat het omhoog. De weg lijkt verderop langs de schaduwkant
van de berg te lopen. Misschien iets schaduw. Maar helaas, alleen maar brandende
zon. Stukken gaat het, maar stukken is het ook weer erg warm. Dan komt er een
tunneltje in beeld. Heerlijk, even iets afkoelen. Maar helaas, de stijgende
fietsers mogen niet door de tunnel, maar moeten er over de oude weg langs de
tunnel. Ik zweet dus nog even verder. De stuwdam van het meertje is ondertussen
te zien. Volgens de kaart is er bij de stuw nog een tunneltje. Voorbij Bourg St.
Pierre begint een overkapping. Even schaduw. De overkapping houd maar aan en
houdt maar aan. Ik passeer de stuwdam en de overkapping houdt maar aan. Als ik
een opening zie, stop ik naast de overkapping. Tijd om te eten. Hier passeren
ook nog twee fietsers. Na een paar boterhammen gaat het verder onder de
overkapping. Het is hier minder steil, dus ik trap lekker door. Eindelijk ben ik
aan het einde van de overkapping. Hier begint trouwens de tunnel door de berg.
Ik groet de twee fietsers, Duitsers aan de reclame op de shirts te zien, en
fiets rustig door. Het Duitse stel komt me achterop en ik wens ze een 'Gute
fahrt'. Ze zullen me boven wel zien.
De laatste 6,5 km is goed voor 9% gemiddeld. Stukken is het duidelijk steiler,
dan weer valt het mee. Ik ben blij dat ik de hybride bij me heb. Nu kan ik
ondanks de lage snelheid van circa 6 km/uur, toch een goed trapritme houden.
Alleen even gaan staan op de trappers wil niet. Daarvoor is het verzet weer te
laag. De weg is nu niet meer recht, maar draait en keert om de rotspartijen. Het
is altijd afwachten hoe de weg precies verder gaat. Ik zie de kaart wel op de
GPS, maar het blijft soms gokken hoe de weg in praktijk verloopt. Nog 4 km te
gaan. Het valt mee, als ik borden bij Bourg St. Pierre had moeten geloven, waren
het er nog 6. De twee Duitsers zijn al lang buiten beeld. Vandaag heb ik
warempel geluk. Behalve dat ik hier boven zo nu en dan een fris windje voel,
schuift er ook nog een wolk voor de zon. Ik voel zelfs het klamme, koele shirtje
om de rug.
Weer komen er een aantal bochten in beeld. Hoe de weg om de rotsen zal draaien
is afwachten, maar als ik bij de bocht ben die ik boven op de rotsen kan zien,
dan moet het aardig opschieten. Weer en bordje: nog 2 km. Dat scheelt al weer
300 m. Ik draai een bocht om en het gaat strak omhoog naar de bocht die ik heb
gezien. Hier moet ik op de terugweg stoppen. Het uitzicht is fantastisch. Ik kom
een flauwe bocht om en zie de top. Ik ben er bijna. Gehaald!
Ik rij tussen de gebouwen door, passeer de grens en daal af naar het meertje.
Aan de Italiaanse kant rij ik eerst naar het standbeeld van Saint Bernard.
Daarna rij ik de Italiaanse kant 100 m omlaag om te filmen. Nu terug omhoog. Nog
een paar foto's. Tussen de gebouwen kom ik het Duitse stel tegen. Zij zijn klaar
om af te dalen naar Aoste. Ik stop nog even bij het bordje van de col voor de
foto. Eten doe ik 200 m lager. Daar heb ik zicht op de flauwe bocht. Ook de oude
Romeinse weg over de pas wordt vastgelegd. Nu op naar de bocht waar ik wil
stoppen om de weg omhoog vast te leggen. Ik hoor iets wat op een bosmaaier
lijkt. Maar dat is wel gek hier. Ik zie nergens iets bijzonders. Op de bocht
staat een motor en de berijder zit achter de vangrail. Zo te zien wacht hij op
iemand. Er komt een motor omlaag en hij wenkt de berijden bij hem te stoppen.
Het is een dame, zijn vriendin?
Weer is er dat geluid. Dan heb ik het door; er vliegt een drone. De motorrijder
filmt de weg en zijn vriendin van boven. Even maak ik een praatje met de piloot
en loop dan omhoog om een bloem te fotograferen. Na ook de omgeving te hebben
gefilmd, gaat het omlaag. Het is fris, dus ik stop ook nog even om de
windstopper aan te trekken. Komt mooi uit; hier staan een paar staalblauwe
bloemetjes in de berm. Nu gaat het omlaag. Onderweg wordt nog een paar keer
gestopt om te filmen en eerst de windstopper en later het jasje uit te trekken.
Ondanks de tegenwind gaat het heerlijk met ongeveer 40 km/uur omlaag. Weer moet
ik door een grote stofwolk van een vrachtwagen die naast de weg rijdt. Bij
Sembranchef gaat het 90 graden de bocht om. De wind, die blijft tegen. Alleen is
het hier minder steil, dus moet er flink mee getrapt worden om op snelheid te
blijven. Gek, maar even heb ik ook de wind nog mee. Dan wordt Martigny bereikt.
Met een forse tegenwind gaat het terug naar het hotel. Ook deze rit zit er op.
Berg en dal
Het is even de vraag welke rit ik vandaag zal rijden. Zal ik weer zo ver weg
gaan, of zal ik het korter houden? Het begin is in ieder geval duidelijk: weer
de zelfde weg van gisteren en eergisteren: de Route du Grand St. Bernard omhoog.
Alleen buig ik nu na 5 km naar rechts af. Hier begint de klim door/langs de
Gorges de Durnand. Deze klim met gem. 8% over 10 km is best een aardige klim. Na
een zonnig stukje het dorp uit, kom ik tegen de rand van de berg. Er is hier
warempel schaduw. Na een paar korte bochtjes kom ik bij een restaurantje aan de
Gorge. Helaas is er niets te zien van de gorge. Daarvoor moet ik minimaal het
terras op rijden. Daar heb ik geen zin in. Wil je de Gorge echt zien, dan loopt
er een houten pad het smalle dal in. Alleen zit de deur voor het pad nog dicht.
Hier zul je waarschijnlijk voor moeten betalen. Na nog een paar korte bochten
komt er een langer, bijna rechts gedeelte. Soms is er even zon, maar meestal rij
ik in de schaduw. Het is zo, ondanks de gem. 8%, heel aangenaam klimmen. Het
water van de Durnand hoor je amper.
Weer volgen er een paar korte bochten. De omgeving is mooi. Links ligt steeds de
berg, maar rechts kijk ik over de gorge naar de andere bergwand. Langzaam maar
zeker gaat het omhoog. Dan wordt het rechts breder en zie ik grasland. De top
van de klim nadert. Nog een stukje en ik zie het eerste bord van Champex-Lac.
Omdat ik niet weet wat er boven is, maak ik hier al een foto. Boven is een grote
parkeerplaats en een kabelbaan naar boven. Ik ga in de schaduw van een gebouwtje
zitten eten. Na het eten maak ik nog een paar foto's. Ook vind ik nog een
paaltje met naam en hoogte. Of deze foto is gelukt, is even afwachten.
Na een korte afdaling volgt het meertje. Aan het eind van het meertje stop ik.
Twee Zwitserse motorrijders vragen of ik een foto van hun wil maken. Geen
probleem natuurlijk. Als ik mijn bidon met water bijvul, word ik aangesproken
door een Canadese wandelaar. Of die sandalen van mij speciaal voor het fietsen
zijn gemaakt? Ik kan dat beamen. Ideaal met dit warme weer. Hij had ze in Canada
nog nooit gezien. Mooi om dat te weten.
Ondertussen is al lang besloten om beneden rechtsaf te draaien, de Val Ferret
omhoog. Deze weg gaat over 14 km gemiddeld 6% omhoog. Dat zou niet zo zwaar
moeten zijn. Maar de werkelijkheid is anders. De klim valt vies tegen. Het
begint beneden al als er een paar keer een hoge muur langs de weg staat. Die
muren hebben al uren de hitte van de volle zon opgenomen en stralen die hitte
uit. Met een licht windje omhoog is het voor het gevoel dus windstil. Door de
hitte en brandende zon is de klim van 6% veel zwaarder dan die 8% van
vanochtend.
Door een fantastisch dal gaat het omhoog. Links kijk ik tegen een gewone
bergwand, niets bijzonders. De rechter kant is anders. Eerst is er een
zijdalletje waar ik in kijk. Dan een mooie ruige wand. Verderop komt er een
mooie waterval omlaag vanuit de laatste resten sneeuw die ik kan zien. Links?
Bloeiende alpenweiden. Het gaat hier van dorpje naar dorpje. Tenminste, als je
die paar huizen steeds een dorpje kunt noemen. Een paar keer stop ik om me iets
te koelen. Dat is met deze temperaturen echt noodzakelijk. Bij La Fouly kijk ik
rechts omhoog naar twee gletsjers. Dat is het enige mooie aan dit dorp, verder
is het allemaal toerisme. Het wordt steeds kaler langs de weg. Ondanks de
hoogte, blijft het warm. Ik bereik Ferret. Het einde is nog steeds niet in
zicht. Voorbij Ferret zie ik het einde van de GPS-route in zicht komen. Het
asfalt zal nu snel ophouden. De GPS wil me nog een keer het veld in sturen. Dat
blijkt een weggetje langs Les Ars te zijn. Ik rij door tot op een splitsing.
Rechts gaat het iets omlaag, om later te klimmen naar Grand Col Ferret. Links
loopt het langzaam omhoog; het is de weg richting Grand St. Bernard. Beide wegen
zijn onverhard. Ik ben op het hoogtepunt van de dag. Even iets voeding en dan
omlaag. Ik stop een paar keer voor een foto, video, eten en een beetje extra
water.
Voor de derde keer wordt er op de zelfde parkeerplaats gestopt. De hele weg heb
ik een forse wind tegen. Alleen bij die parkeerplaats lijkt de wind even
andersom te blazen.
Vlakke route
Vandaag eens heel iets anders. Omdat het nog steeds zo heet is en ik de mooie
klimmen direct in de buurt heb gehad, besluit ik lekker door het Rhône dal naar
het Meer van Genève te fietsen. Daar ligt vlak bij Montreux nog een kasteel aan
het water. Ik begin met de GPS-route 'M9 Noorden'. Deze route leidt me netjes
Martigny uit. Via een paar weggetjes achteraf gaat het onder de snelweg door en
het fietspad richting St. Maurice op. Ik rij langs een watertje, niet de Rhône,
dat vlak naast de snelweg stroomt. Toch makkelijk om zeker te weten dat je de
goede route hebt. Ze maken het natuurlijk wel lastig wanneer aan het eind van de
weg de fietsroute naar St. Maurice zowel links als rechts af gaat. Dan kom ik
toch op de doorgaande weg uit. In een lekker tempo gaat het verder tot ik de weg
afgestuurd wordt. Weer een stuk binnendoor.
In St. Maurice stop ik voor een foto van recht voor het kasteel. Dat is vanaf de
weg naar Bex. Bij Bex buigt de GPS-route naar rechts de bergen in. Aangezien ik
vandaag alleen op afstand naar de bergen kijk, gaat de navigatie uit. Het gaat
nu verder op bordjes van fietsroutes, het gevoel en het kaartje van de GPS. Ik
duik lukraak van de grote weg af om een eind tussen de velden en boomgaarden
door te fietsen. Dit zijn allemaal weggetjes die niet op de kaart staan, maar
wel op de GPS. Dat is mooi toeren zo. Om Triphon te passeren gebruik ik de grote
weg weer eens. Deels loopt er een fietsbaan over de weg, soms wordt ik naar een
weggetje naast de doorgaande weg verwezen. Voor Aigle moet ik van zo'n
ventweggetje af om een rotonde te passeren. Alle verkeer moet over de rotonde.
Alleen de trein mag de rotonde dwars over.
In Aigle ga ik op zoek naar het kasteel dat op de kaart staat. Ik zoek eigenlijk
iets middeleeuws, maar ik vind een wijnkasteel tussen de wijnranken. Weer eens
iets anders. Het gaat al mooi richting Meer van Genève. Alleen de weg wordt
steeds drukker en het is steeds lastiger om er omheen te rijden. Over een hele
drukke weg gaat het van Roche naar Villeneuve, Chillon en Territe. Het kasteel
ben ik eerst maar eens voorbij gereden. Ik wil immers naar Montreux. Net nadat
ik het plaatsnaambord ben gepasseerd, zie ik links een weggetje langs het water.
Ik duik de weg over en zie dat op dat weggetje van alles verboden is, maar
fietsen staat er niet bij.
Iets meer dan stapvoets gaat het terug langs het meer. Rechts het meer, links de
achterkant van een hotel, het zwembad onder een hotel, een terras van een hotel.
Een eindje verder zijn het de achteringangen van grote huizen. Uiteraard wordt
er gestopt om te eten, fotograferen, filmen. En verder gewoon kijken wat er
langs komt. Via dit weggetje kom ik ook mooi dicht langs het kasteel. Hier lopen
veel toeristen, dus stapvoets rijden. Uiteindelijk kom ik bij Villeneuve pas
weer op de doorgaande weg.
Ik had gepland om de afslag naar Noville te pakken, maar zie al een stuk eerder
het fietspad naar Martigny. Dus hup, het fietspad op. Via een natuurgebied dat
tegen het meer ligt, gaat het toch naar Noville. Na een ommetje langs de kerk
van Chessel, draai ik het fietspad op de rechter oever van de Rhône op. Ik had
eigenlijk langs de andere kant gewild. Dan bij een volgende brug maar
oversteken.
Vlak voor Collembey-le-Grand stop ik om te eten. De GPS had ruim 36 graden in de
zon en, na het eten, 32 graden in de schaduw. Warm dus! Ik passeer een groot
industrie gebied. Aan de pijpen en alles te zien, chemische industrie. Dat
blijkt hier veel te zitten in deze hoek. Dan zoek ik de Rhône weer op. Bij St.
Maurice stop ik nog een keer voor het kasteel en ik bekijk de maquette van de
plaatselijke abdij. Ik stop nog één keer om het laatste eten op te maken. Daarna
gaat het in bijna één streep terug naar Martigny. Het is nog steeds heet, dus
dat steile stukje omhoog naar het kasteel sla ik over.
Dan zit het er op in Martigny. Morgen verhuis ik naar Appenzell. Dat is de
andere kant van Zwitserland.
Onverharde paden
Gisteravond regende het in Appenzell. Ook vanochtend regent het. Ik controleer
Buienradar. Zo te zien wordt het na 9 uur beter. Iets over 8 zit ik aan het
ontbijt. Het is ondertussen al droog. Het lijkt er zelfs op dat de zon er nog
door komt. Na het ontbijt haal ik de hybride uit de auto voor het ritje richting
Oostenrijk. Volgens de computer gaat het over de berg om daarna af te dalen naar
Ruthi. Langzaam gaat het tegen de berg aan. Ik heb alleen het gevoel dat ik het
anders gepland had. Maar het zal wel kloppen. Ik passeer het gehucht
Eggerstanden en volg de route langs de berg. In ieder geval staat de weg die ik
nu volg niet op de kaart. Hoe dan ook, de weg blijft maar klimmen. Dan buigt de
route rechts af. Het is nu niet alleen maar asfalt. Er zitten ook stukken gravel
tussen. Van soms gravel gaat het over in soms asfalt. Dan houdt het asfalt
helemaal op. Ik zit ondertussen op een ATB-route. Beekjes worden gewoon door het
water gekruist. De weg wordt steeds smaller en slechter. Tot ik bij een
afrastering kom. Ik schuif de fiets over een 'bruggetje’ en langs een stok aan
een veer. Ik sta nu in een weiland. Rechts, 50 m verder, lopen de koeien. Ik
stop om te filmen en een foto te maken. Hier vindt even een dubbele valpartij
plaats. Eerst valt de hybride om. Als ik me omdraai om naar de fiets te lopen,
schiet ik zelf ook nog onderuit in het natte gras. De route volgt een pad door
het weiland omlaag. Dat fietsen over gravel was net wel aardig, maar deze
afdaling is niet bepaald mijn ding. Bij de volgende afrastering moet ik de fiets
over een draad van 50 cm tillen. Nog even tussen de koeienvlaaien door en ik
schuif de fiets door een hek het asfalt weer op.
Het gaat rechts omhoog. Na een eindje is het asfalt weer op. De weg verder is
gesloten voor alle verkeer. Alleen verkeer naar een berghut mag door. Net achter
de berghut stop ik om het mooie uitzicht over het Rijndal nog een keer te
filmen. De weg gaat nog maar verder omhoog door de gravel. Ik passeer weer een
paar koeien en een veerooster. Uiteindelijk wordt toch weer asfalt bereikt. Hier
gaat het ook direct omlaag. Met korte bochten duik ik omlaag. Het slingert door
het bos omlaag. Wel opletten, het kan glad zijn door natte rommel op de weg. De
afdaling duurt langer dan verwacht. Maar ja, ik moet uiteindelijk ook bijna 800
m omlaag, dus wat wil je. Ik kom, zoals verwacht, in Ruthi uit.
Nu wordt het voorlopig ongeveer vlak. Het gaat even richting Oberriet om de
eerste brug over de Rijn te pakken. Ik zit in Oostenrijk. Nu gaat het
binnendoor, weer onverhard, naar Koblach en verder naar Gotzis en Hohenems. Ik
verlaat de harde weg en volg weggetjes en paadjes tussen de berg en de dorpjes
door. Best mooi fietsen, maar wel pittig. Het mag dan grotendeels bewolkt zijn,
de klamme hitte zit me nog steeds tegen. Uiteindelijk kom ik in Dornbirn uit. Nu
gaat het terug. Alleen de route valt tegen. Het gaat dwars door Dornbrin naar
Lustenau. De weg naar de grensovergang bij Widnau is eigenlijk afgesloten, maar
gelukkig mogen fietsers er wel over. Ik passeer dorpjes als Balgach, Rebstein,
Luchingen en Altstatten. Hier is het even zoeken naar de juiste weg. Dan begint
het te klimmen. Volgens mijn berekening 8 km 7%. Over een bochtige weg gaat het
omhoog. In de verte is het hele Rijndal grijs. Had ik eerst boven nog willen
stoppen om iets te eten, nu beslis ik om maar door te rijden. Bij een paar
bochten, waar ik het spoorlijntje twee keer kruis, zie ik een bunker langs de
weg staan. Daar net stonden er ook al betonblokken in het weiland. Dat zullen
resten uit de oorlog zijn. Er beginnen druppels te vallen. Bij het station van
Stoss, het hoogste punt, gaat de helm op, het jasje aan en de regenhoezen over
de tassen. Eerst gaat het even omlaag, dan komt een vrijwel vlak stuk. Ik trap
redelijk door tegen de regen in. Dan komt de laatste afdaling. Nat bereik ik de
auto. De ketting van de fiets wordt schoongemaakt. Daarna kan de fiets in de
auto.
De hoogste lokale pas
Het is droog. De verwachting voor de rest van de dag is niet slecht. Na het
ontbijt haal ik de racefiets weer eens uit de auto. Op het programma staat de
rit over de Krazeren Passhöhe. Met het jasje aan en de helm op zoek ik de weg
richting Urnasch. Even is het kijken hoe de route loopt. Ik kom namelijk op de
zelfde plek het dorp weer in als waar ik hem nu moet verlaten. Als ik dat door
heb, is de juiste weg ook snel gevonden. In een rustig tempo gaat het langzaam
omhoog. Het is weer even wennen aan het iets zwaardere verzet van de racefiets.
Al snel blijkt dat ik de lichtste versnelling niet kan gebruiken. Dan maar even
stoppen en de kabel iets aantrekken. Dat helpt. Ik ben Gonten nog maar net
voorbij, of het begint te regenen. Dat was niet de planning, maar ja, je doet er
niets aan. Tegen de tijd dat ik in Urnasch een afdak heb gevonden, ben ik al
drijfnat. Met de tassen valt het allemaal nog wel mee. Toch worden die voor de
zekerheid maar van de hoezen voorzien. De lucht lijkt al wel iets lichter te
worden. Het kan dus nog wel meevallen. In een licht regentje gaat het verder.
Warm blijven gaat redelijk, want het gaat nu continu omhoog.
Met een lichte versnelling gaat het rustig omhoog. Het is hier mooi fietsen,
maar niet heel bijzonder. Maar goed, ik heb in de loop der jaren ook al zoveel
gezien. Dan trekt de helling aan. Het kan kloppen; bij de route heb ik een
opmerking gemaakt van een stuk van 2 km van gemiddeld 10 %. Daar zal ik nu
zitten. Bijna boven moet toch een foto gemaakt worden. Hier kun je mooi zien hoe
de bergen hier opgebouwd zijn uit schuin liggende platen. De schuine kant bevat
grasland en bossen, terwijl de afgebroken kant uit steile rotsen bestaat. Maar
er is een probleempje: de bewolking is gebroken en ik sta weer in de volle zon.
Het wordt hier toch even zweten. Nog een klein stukje en ik kom over een top.
Helaas, niets om de top vast te leggen. Uiteindelijk besluit ik het bordje met
de kerkdiensten van een kapelletje maar te fotograferen. Dan heb ik tenminste
iets. Het gaat nog weer even iets omhoog en omlaag. Er staat een verkeersbord.
Dit zal dan de pashoogte wel zijn. Weer een foto maken, dan kan die ander weg.
Hier staat ook een bordje voor de ATB-route naar Appenzell. Dat is dus de route
die ik eventueel met de hybride had gepland. Maar ik vrees dat die route er bij
in schiet.
Maar het blijkt dat ik nog steeds niet boven ben. Nog eens 500 m verder staat er
daadwerkelijk een bord naast de weg. Volgens de kaart zou dit dan de Krazeren
Passhöhe van 1300 m moeten zijn. Maar het passenbord naast de weg zegt dat dit
de Schwägalp Passhöhe is. Mij maakt het niet uit hoe het hier heet, belangrijk
is dat het bord er staat.
Nu begint de afdaling door het dal van de Luteren. Het eerste deel gaat snel
omlaag door het bos, dan kom ik tussen de weilanden en vlakt de helling af.
Tussen de velden en boerderijen door gaat het omlaag. Bij Neu St. Johann gaat
het rechts af. Het blijft gemiddeld dalen. De drukte op de doorgaande weg valt
hard mee. Hier is prima te fietsen. Voor Ebnat-Kappel wordt ik naar links
gestuurd. De weg verderop blijkt minimaal een autoweg te zijn. Als fietser volg
ik de oude weg door het dorp. Net voor Wattwil draai ik de doorgaande weg weer
op. Vervolgens zijn het de auto's die afslaan om de autoweg aan te houden.
Ik heb ondertussen al besloten om niet vanuit Wattwil omhoog te rijden naar
Hemberg, maar om de klim vanuit Lichtensteig te pakken. In Lichtensteig stop ik
om het jasje uit te doen en de helm af te doen; het wordt hier weer warm. Ik
stap weer op en rij rustig naar boven. Een Zwitser op een oude ATB en in gewone
kleren komt, staand op de trappers, mij voorbij. Hij heeft kennelijk meer haast.
Maar van de andere kant, de kans dat hij al een week op de fiets onderweg is, is
klein. Boven wordt ik verrast met een bord met naam en hoogte; Wasserfluh
Passhöhe, 848 m. Die stond niet op de kaart, maar hij telt natuurlijk wel.
Na een korte stop begin ik aan het laatste stuk omlaag, omhoog, omlaag, enz. Het
golft op en neer door het Zwitserse land. Nooit echt steil, nooit echt lang. Met
de wind in de rug gaat het prima. Bij Waldstatt stop ik om te kijken hoe ik
verder moet. Het gaat schuin omlaag richting Hundwil. Via een hoge brug passeer
ik een mooi dal. Alleen zit aan mijn kant hoog gaas. Jammer, anders was ik nog
even gestopt.
In Hundwil is het makkelijk; Appenzell staat weer op de borden. Nu gaat het
golvend omlaag terug. Ik zet de fiets bij het terras van het hotel en poets
eerst de ketting maar eens. Dat is wel nodig na de regen van vanochtend. Als ik
5 minuten later het hotel inwandel, hoor ik buiten muziek. Ik loop weer naar
buiten om te kijken waar het vandaan komt. Verderop staat een band te spelen. Ik
breng de tassen naar de kamer en loop dan terug om een paar nummers van de
jeugdband te beluisteren.
Langs de Bodensee
Vorige week een ritje langs een meer gedaan, nu weer. Het dichtstbijzijnde meer
is hier natuurlijk de Bodensee. Vandaag pak ik een rustige, lange route langs
het meer. Ik rij met het spoorlijntje omhoog naar Gais. In Nederland moet je
absoluut afstand houden van een spoorlijn. Hier fiets ik bijna over de
spoorlijn. Ik kan de passerende trein net niet aanraken, maar het scheelt geen
meter. Sterker nog, de afstand tussen de band langs de weg en de eerste rails is
niet veel meer dan een meter.
Bij Gais draai ik links af en een paar km verder weer rechts. Door een mooi dal
gaat het omhoog. Het eerste deel van de weg is smal. Dan bereik ik
wegwerkzaamheden. Ik red het net niet om door de werkzaamheden te komen voordat
de het licht aan de andere kant groen wordt. Gelukkig staat er maar een auto te
wachten die niet veel haast heeft. Over de reeds verbrede weg gaat het verder.
De weg wordt smaller en ik kom over de top. In de verte zie ik de Bodensee
liggen. Het is niet ver meer. Tenminste, zo lijkt het. Het gaat omlaag naar
Trogen en dan omhoog naar Wald. Ik volg hier stukken de doorgaande weg i.p.v. de
GPS-route. Daar zat bij Trogen al een dubieus weggetje tussen. Achter Wald lijkt
de weg goed waar ik in zou moeten, maar als ik later weer op de route kom, komt
deze uit een ATB-track. Via Heiden en Grub gaat het uiteindelijk over stukken
van 18% omlaag. Dan bereik ik bij Rorschach eindelijk het meer.
Tot aan Arbon ligt het fietspad praktisch aan het water. Hier ligt grotendeels
een mooi geasfalteerd fietspad. Ik ben hier lang niet de enige toerist. De hele
tijd dat ik langs het meer fiets, kom ik vakantiegangers achterop en tegen. Geen
wonder, dit is de route van het rondje Bodensee. De fietsroute is prima
aangegeven met pijlen langs de weg en op de weg. Een enkele keer is mijn
GPS-route net iets anders dan de aangegeven route. Steeds kom weer op het
fietspad uit. Voorbij Arbon loopt de route verder van het water. Ik kom langs
weilanden, mais, groente, bloemen en fruit. Bij Uttwil verlaat ik het meer. Via
Dozwil gaat het over kleine weggetjes langs kleine dorpjes. Het golft continu,
maar hoofdzakelijk iets omhoog. Uiteindelijk kom ik in Wittenbach, net boven St.
Gallen uit. Via kleine weggetjes nader ik langzaam St. Gallen. De weg duikt
omlaag en ik kruis de rivier. Rechts ligt een oude houten brug over het water.
Schuin voor me steekt de snelweg hoog het dal over. Mijn route begint te klimmen
en komt dicht onder de snelweg door. Het gaat door de buitenwijken van St.
Gallen. Buiten St. Gallen buig ik links en wordt een doodlopende weg ingestuurd.
Het gaat iets omhoog en dan rij ik een lange brug hoog boven de Sitter op. Dit
is bij Bruggen Hagen. Links van de brug komen twee riviertjes bij elkaar, verder
rechts zie ik een (spoor)brug hoog over het dal.
Het is nu nog maar een klein stukje tot in Stein. Daar steek ik een stukje
binnendoor en kom op de weg richting Appezell. Ik had nog willen stoppen om te
eten, maar richting Appenzell hangen dikke wolken en ik hoor het donderen. Dat
is niet best. Ik maak vaart en rij in een streep door naar Appenzell.
Rustig ritje
Ik sluit de vakantie af met een lichte rit. Vandaag begin ik zowaar met een
afdaling. Over een binnenweg gaat het langs de Sitter omlaag tot voor Haslen.
Dan begint de klim omhoog naar Stein. Nu eens kijken hoe het verder gaat.
Volgens het geprinte kaartje dat ik bij me heb, gaat het nu over de zelfde weg
naar St. Gallen als waar ik gisteren vandaan ben gekomen. Maar dat klopt niet.
Ik ga in Stein niet rechts maar links en dan rechts. Niet dat Stein veel
voorstelt, maar het gaat toch door het centrum. Via een smal weggetje verlaat ik
Stein weer aan de achterkant. Langs de heuvels slingert het omlaag. Rechts in de
verte zie ik St. Gallen liggen. Dan passeer ik een bord dat het vervolg van de
weg niet voor gemotoriseerd verkeer richting St. Gallen is. Ik kijk snel om me
heen en zie dat ik hier toch weer op de weg van gisteren zit. Ik kom een bocht
om en rij de fietsbrug 'Haggen' weer op. Kom ik toch weer op de zelfde plek in
St. Gallen uit.
Het vervolg door St. Gallen is wel anders. Ik draai veel sneller naar het oosten
en kom een fietspad langs een spoorbrug uit. Om precies te zijn, rij ik langs de
spoorlijn naar Gossau. De spoorbrug richting Herisau ligt iets zuidelijker. Ik
kom langs en over een industrieterrein. Aan de overkant van de spoorlijn is het
druk, aan mijn kant is het rustig. Helaas gaat het asfalt op een gegeven
ogenblik over in gravel/grind. Ik trap rustig door, dan kan er niets mis gaan.
Op de GPS zie ik in de verte een kruispuntje. Daar kan wel weer asfalt liggen.
Maar hoe loopt de weg nu precies verder? OK, dwars over een boerenerf. De boer
is net brandhout aan het binnenhalen. Met een shoveltje dumpt hij hele bakken
'rommel'hout op een lopende band die het naar de bovenverdieping van de
boerderij brengt. Op een kleine afstand van de lopende band houdt boer junior de
boel in de gaten vanuit een buggy. Vanaf de betonnen erfverharding gaat het het
grind weer op. Bij het zwembad van Gossau kom ik weer op het asfalt. Ik slinger
tussen de woningen door. Ik passeer wegwerkzaamheden. Zelf had ik nooit een
dergelijke route kunnen bedenken.
Via dorpjes als Flawil, Uzwil en Algetshausen gaat het naar Oberstelten. Als ik
daar het eerste bord voorbij rij, zie ik dat er Oklahoma onder staat. Vreemde
combinatie. Ik heb geen zin om te keren voor een foto, dan maar bij het bord als
ik de kom uit kom. Helaas staat daar geen 'Oklahoma' op het bord. Met Wil aan de
andere kant van het dal tegen de berg draai ik af naar het zuiden. Langs het dal
zak ik af tot Ganterschwil. Hier draai ik het dal van de Necker in. Ik kom over
een brug. Lager, rechts van de brug, ligt een oude houten brug. Links kijk ik
tegen een uitgesleten rotshelling waar de rivier door een bocht komt. Het dal
wisselt nogal; soms breed, soms smal. Het begint te klimmen. Ik weet dat de
echte helling hier ongeveer 5,5 km is en me ongeveer 180 m omhoog moet brengen.
Ik pak de afslag naar Degersheim. De klim duurt voort. Ook hier is het dal soms
breed, dan weer smal. Op het smalste punt is het dal niet meer dan 10 m. Hier is
het net of je echt in de bergen rijdt. Het laatste deel van de klim voert door
Degersheim.
Op de kaart lijkt de weg naar Wolfenswil een klein weggetje. In de praktijk is
het brede, uitgebouwde weg. Bij Wolfenswil besluit ik de GPS-route even te
verlaten en ga links om de berg i.p.v. rechts. Ik krijg een groots uitzicht over
het gebied. Dan draait het Herisau in. Dat is niet prettig fietsen. Het is er
druk en er zijn werkzaamheden. Ik ga op een gegeven ogenblik de stoep maar op om
het verkeer de ruimte te geven. Een eindje verder wordt het gebruik van de stoep
als fietspad verplicht.
Boven besluit ik rechts te gaan naar Waldstatt. De geplande route over Hundwil
heb ik maandag ook al gereden. Vanuit Waldstatt gaat het naar Urnasch. Dat is
maar 7 km om. Het gedeelte van Urnasch naar Appenzell heb ik maandag andersom
gereden. Het grootste verschil is echter dat nu de zon schijnt en het
maandagochtend regende. Dan ben ik terug en zit het er op. De fiets wordt
vastgezet in de auto. Morgen naar huis.
(C) 2017, Henk Luggenhorst