Over de toppen van de Pyreneeën
100-Cols: Etappe 18 t/m 32 (Montcabrier (1067km) - Caunes-Minervois (1850km))
De vakantie stond dit jaar volledig in het teken van de 100-Cols tocht. Ik was
ondertussen gevorderd tot Montcabrier, in de omgeving van Cahors. Bijna 300 km
verder zou ik aan de voet staan van de eerste Pyreneeëncol, de Col de
Marie-Blanque. Aangezien je hier erg ver van huis zit en ik buiten het seizoen
weer verder wil kunnen, werden maar liefst 3 weken gepland om in ieder geval de
andere kant van de Pyreneeën te halen.
Sauzet
De eerste uitvalsbasis werd de Auberge de la Tour in Sauzet. Sauzet lag gunstig
t.o.v. de route en niet te ver van de snelweg af. Er moest immers in één dag van
Goor naar het eerste hotel gereden worden, een afstand van ruim 1200 km. Ik had
onderweg weinig oponthoud, alleen langs Parijs ging niet echt snel, maar ik was
in 13½ uur over. Deze eerste dagen werden zo ongeveer de zwaarste dagen van de
vakantie. Dat had meer met het weer te maken dan met de omgeving. De temperatuur
ging tot boven de 30 graden. Toen ik de eerste dag bijna door het water was,
kwam ik er pas achter dat deze omgeving erg droog was, de dorpen boven op de
heuvels lagen en de route door het dal liep. Terwijl je in grote delen van
Frankrijk in bijna elk dorp een fonteintje tegen komt waar je water kunt tappen,
zie je dat in deze omgeving nauwelijks. De eerste dag kwam ik volledig
uitgedroogd over. Ook de tweede dag werd besteed aan de 100-Cols tocht. Vanuit
elk hotel rij ik een aantal etappes van de 100-Cols tocht, maar plan ook steeds
één of twee reserve-dagen in. De derde dag was zo'n reservedag. De zondag deed
zijn naam eer aan. Terwijl 's morgens nog goed te fietsen was langs de Lot, liep
de temperatuur tegen de middag hoog op. Met een boog reed ik om Cahors. In St.Pierre-Lafeuille
kwam ik aan het zoeken naar de juiste weg. Een aantal wegen werden
uitgeprobeerd, pas bij de derde poging had ik de weg terug naar de Lot. Bij het
toeristische plaatsje St.Cirq-Lapopie was het keerpunt van de route. Met het
noodweershirt (mouwloos shirt met rits over de volle lengte) wagenwijd open werd
koers gezet richting het hotel. Hoewel ik goed heb opgelet, kwam ik maar twee
tappunten van water tegen, waarvan één bij de poort van een particulier. Het
laatste stuk was een kwestie van om met zo weinig mogelijk hindernissen bij het
hotel zien te komen. Niet daarna lag ik in het zwembad. Ik kon mij niet
voorstellen wanneer ik voor het laatst tijdens een vakantie in het zwembad had
gelegen. Kun je nagaan wat voor weer het was die dag.
Oloron-Ste.Marie
Na deze hete start werd het tweede hotel in Oloron-Ste.Marie aan de voet van de
Pyreneeën opgezocht. Gelukkig begon het weer deze dag al om te slaan. De rest
van de week zou de gemiddelde temperatuur zo'n 22 graden bedragen. Dit was
ideaal weer om de zware jongens (Marie-Blanque, Aubisque, Tourmalet, Port de
Larrau, Pierre St.Martin) te beklimmen. De eerste drie klimmen maken deel uit
van de 100-Cols tocht, de andere twee werden verreden op de reservedagen. De
etappe over de Marie-Blanque en de Aubisque was de langste etappe van de
vakantie, 168 km met 2600 hm. De Marie-Blanque heb ik 15 jaar geleden van de
andere kant gereden. Wat mij nog bij stond was een steile afdaling. In de
laatste 4 km van de klim moet men 440 hm overwinnen. Er zit zelfs een kilometer
in van gemiddeld 13%. Op de Aubisque kwam ik in de wolken terecht. Voor het café
op de top stond een groot aantal fietsen. Binnen zat een groep van 13
Nederlanders. Zij waren een week aan het rondtrekken door de Pyreneeën. Zij
hadden een volgauto en waren nu bezig om een aantal pannen met soep naar binnen
te werken. Het viel me op dat in deze buurt veel groepen met volgauto's onderweg
waren. Daarbij kwam je allerlei nationaliteiten tegen, tot Amerikanen toe. In de
afdaling gestopt bij het plakkaat ter nagedachtenis aan de val van Wim van Est.
In Lourdes kreeg ik te maken met de zwaarste bui van de gehele vakantie. Hij
duurde wel 10 minuten. Het was echter voldoende om even niet op de kaart en de
route te letten. Ik volgde de borden naar Pau en kwam kilometers verderop er pas
achter dat ik verkeerd zat. Tien kilometer extra konden er ook wel bij. Hoewel
ik deze dag maar liefst 10 uur onderweg ben geweest kwam ik redelijk fris over.
De volgende dag stond het rondje over de Tourmalet op het programma. De oude
route vlak onder de top was afgesloten waardoor de nieuwe weg langs de
noordzijde genomen moest worden. Op de top wederom de tijd verkletst bij een
aantal Nederlanders. Opmerkelijk waren de gerealiseerde tijden op de Aubisque en
de Tourmalet t.o.v. 3 jaren geleden. De Aubisque ging in exact dezelfde tijd
(1:27 uur), de Tourmalet 1 à 2 minuten sneller (1:43:30 tegen 1:45).
Port de Larrau
De volgende twee dagen waren weer reservedagen, dus vrij invulbaar. Wie denkt
dat dit rustdagen zijn; fout, er worden een paar forse beklimmingen uitgezocht.
Tijdens de beklimming van de Port de Larrau stond een Fransman langs de weg. Hij
vroeg mij of ik een pomp had. Hij kon zijn binnenband niet oppompen. Eerst heb
ik het met zijn pomp geprobeerd. Er kwam geen lucht in de band. De pomp leek
toch wel druk te geven. Vervolgens heb ik mijn eigen pomp geprobeerd; geen
resultaat. Hij bleef maar volhouden dat het een nieuwe band was. Er stond een
produktiedatum van 2001 op, maar wat ik veel verdachter vond waren de bruine
vegen over de (latex)band. Ondertussen waren nog twee renners gestopt. Al snel
had ik het probleem gevonden. In de band zaten gaten van een paar millimeter
groot. De lucht liep er sneller uit dan je er in kon pompen. Op het voorwiel had
hij een gelijk-soortige band liggen. Geen van allen had een reserveband over (ik
was deze dag net onderweg en was niet van plan om mijn enige reserveband, die ik
nu bij me had, af te geven). We wensten hem veel succes en vervolgden onze weg.
Vanaf Larrau moest ik laatste stuk weer alleen klimmen want de twee andere
renners reden de Col Bagargui op. Ineens werd de rust verstoord door operagezang
dat langs de bergwanden galmde. Verschrikt keek ik op waar het vandaan kwam. Er
bleek een boer aan het hooien te zijn die zijn mond zo ver open trok, dat hij
zijn tractor ruimschoots overstemde. Op de top, net een paar meter in Spanje,
werd in het zonnetje geluncht, waarna de terugweg werd aanvaard.
Collenjacht
De volgende dag werd de collenjacht geopend. De Col de la Pierre St.Martin bevat
een aantal meeneemcollen en een paar kilometer verder in Spanje ligt nog een
col. De klim is erg onregelmatig en bevat een aantal plateaus. Op de terugweg
sloeg ik op de Col de Labays rechtsaf om via een aantal kleine weggetjes nog een
paar extra cols te kunnen pakken. Aan het einde van de dag was ik maar liefst 13
collen gepasseerd.
Audressein
De volgende dagen stonden weer in het teken van de 100-Colstocht, te beginnen
met een reisdag naar Audressein, nabij St.Girons. Tijdens deze dag moest nog een
overgangsetappe gereden worden, n.l. het rondje over de Col d'Aspin. De Aspin is
een relatief gemakkelijke col om te beklimmen. Terwijl ik regelmatig 39x28
gebruik, kan deze makkelijk op 39x26 genomen worden. Op de top stond een kudde
koeien. Veel erger zijn de vliegen die hier traditioneel bij horen. Ik ben maar
snel doorgereden en heb een paar kilometer in de afdaling een stop gehouden. Via
twee kleine cols werd de auto opgezocht. Het hotel in Audressein was snel
gevonden. Het was het eerste gebouw van het dorp. Het dorp stelde trouwens niet
veel voor, want er wonen zo'n 120 mensen. Van de buitenkant leek het hotel niet
veel bijzonders. Het restaurant was echter zeer chique, echt haute cuisine. Het
eten smaakte wel goed, maar wel kleine porties. Dit kon wel eens een probleem
gaan worden.
100-Collen rijders
Na een dag met een rondje over de Col de Peyresourde, volgde een rondrit over 7
cols, waarbij de laatste twee de Col de Menté en de Col de Portet d'Aspet waren.
Om 14:09 uur begon ik aan de 11 km lange Menté. Gelukkig was het hier enigszins
betrokken en koel, want ik had de vorige dag veel plekken met gesmolten asfalt
gezien. Ik was bijna op de top toen een onweersbui achter mij langs trok. Na een
korte stop werd afgedaald, maar aan het begin van de Portet d'Aspet stond ik al
weer naast de fiets. Ik moest uiteraard even stoppen bij het monument van Fabio
Casartelli. Na het nemen van een foto werd de rest van de klim genomen. Het
steilste stuk is 17%. Op 1 km voor de top doemde ineens een vrouw in een
Rabobank-shirt voor mij op. Na een vriendelijke groet ben ik doorgereden, want
het verschil in snelheid was groot. Ik besloot op de top even op haar te
wachten. Op de top lag een man met een fototoestel in de berm. Gezien zijn
Rabo-bank portemonnee om zijn nek was de kans groot dat hij bij de vrouw hoorde.
Dit bleek te kloppen. Terwijl wij stonden te praten kwam ook zijn vrouw boven
rijden. Het bleek om het echtpaar Verrips
uit Houten te gaan. Zij bleek ook
bezig te zijn met de 100-Cols tocht. Hij had de tocht in de periode 1987-1990
gereden. We hebben een tijdje in het café op de col gekletst. Daarna zijn
Annemiek en ik al keuvelend afgedaald naar Audressein. Zij had al 16x LBL
gereden en ook de nodige fietsvakanties gehouden. Het ging duidelijk om ervaren
fietsers. Nu op 56-jarige leeftijd deed zij het Pyreneeën-gedeelte van de
100-Colstocht, geen geringe prestatie. Bij mijn hotel werd zij opgepikt door
haar man, die haar met de auto naar de camping zou brengen. De volgende dag
wilde zij dezelfde etappe rijden als ik. Toen ik echter de volgende dag al meer
dan een uur aan het klimmen was op de Col de la Core, was ik haar nog niet
achterop gekomen. Ik verwachtte haar niet meer te zien. Vlak voor de top zag ik
ineens twee renners voor mij. Op 100 meter voor de top haalde ik Annemiek en een
Fransman in. Zij was een uur eerder dan ik gestart. Op de top werd van ons samen
een foto gemaakt. Gezien het snelheidsverschil besloten we ieder zijn eigen weg
te gaan. Aan het einde van de middag kwam ik in de afdaling van de Col d'Agnès
haar man tegen. Hij kwam zijn vrouw weer ophalen.
Plateau de Beille
De volgende dag begon met een beruchte col uit de 100-Colstocht, de Col de
Péguère. Na een rustige aanloop van 6,5 km tot de Col de Caougnous komen de
laatste 3,5 gevreesde kilometers. Het begint direct met 1 km gemiddeld 18% !!
Daarna is het wel wat minder steil, maar eenvoudig is het niet. Vanaf de col is
het bijna 30 km ! afdalen naar Foix. Daar werd een einde gemaakt aan een korte
etappe van de 100-Cols. Ik had de beklimming van de Plateau de Beille op het
programma staan. Deze klim zat in de voorgaande 2 edities van de Tour de France.
De temperatuur was vandaag aanzienlijk hoger dan de voorgaande dagen. Aan de
voet van de klim werd bijna 2 liter water ingeslagen. De klim is 16 km lang met
een hoogteverschil van 1245 meter. Het steilste stuk is 10%. Het was de
temperatuur die de klim extra zwaar maakte. Na 9 km ben ik gestopt om de pet
onder een bergstroompje te houden voor de koeling van het hoofd. Ondertussen zat
ik te rekenen welke route naar de auto ik zou nemen. Ik had de Port de Lers
(1517m) willen nemen, maar gezien de tijd en temperatuur besloot in om de Col de
Port (1250m) te nemen. Dit scheelde bovendien ruim 10 km. Toen ik boven op de
Plateau de Beille zat, wist ik het zeker: terug over de Col de Port. Na de
afdaling bij hetzelfde fonteintje de bidons weer vol gegooid en dan door de
bakoven richting Tarascon. Nu is de Col de Port normaal gesproken geen zware
klim; de steilste stukken zijn 7½ - 8%. De voorgaande klimmen en de temperatuur
begonnen hun tol te eisen. Het werd een martelgang naar boven. Bijna elke
waterkraan was een goed excuus om even te stoppen. Samen met dag 1 en 3 van de
vakantie was dit gevoelsmatig de zwaarste dag van de vakantie.
Col de Saet
Ook de volgende dagen liep de temperaturen op tot boven de 30 graden. Doordat de
routes korter en minder zwaar waren, leverde dit geen grote problemen op. Op de
zondag wilde ik de Port d'Aula (2260m) beklimmen. Ik strandde echter al 12 km
voor de top….. het asfalt hield op. Ik had hier al een beetje rekening mee
gehouden. Als alternatief had ik een aantal kleine cols achter de hand. De
laatste col was daarbij weer een 'risicoklim'. Via een route forestière zou de
Col de Saet genomen worden. Bij deze wegen is het ook altijd maar afwachten hoe
het wegdek is. De kwaliteit was erg wisselend, van normaal tot 'er ligt asfalt
om de gaten'. De klim is niet erg steil, dus het slechte wegdek levert geen
probleem op. Op de top hoorde ik vreemde geluiden in het bos. Ik vermoedde dat
er een dier liep. Met het fototoestel in de aanslag besloop ik de plek waar het
geluid vandaan kwam. Het bleek een pijp te zijn waar onregelmatig water uit
liep. Het water liep daarbij soms door een tak met bladeren en viel soms
rechtstreeks in de bladeren op de grond. Hierdoor ontstonden de onregelmatige
geluiden.
Quillan
De volgende dag werd het laatste hotel opgezocht. Een korte rit tussen Puivert
en Limoux was nog gepland. Heel opvallend is de passage van de Col de l'Espinas.
Zo zit men in een bosrijk heuvellandschap, aan de andere kant van de col rijdt
men een veel exotischer landschap met wijngaarden in. De krekels, waar Henk en
ik in 1990 in de Languedoc helemaal gek van werden, waren hier ook uiterst
actief (luidruchtig dus). Na dit korte ritje van 67 km was het hotel in Quillan
snel gevonden. Het staat aan de doorgaande weg van Carcassonne naar Perpignan.
Het was geen goedkoop hotel, maar qua m2-prijs ging het nog. Ik had een joekel
van een kamer met een zeer ruime badkamer.
De laatste 100-Cols etappe (nr 32)
Ik was al weer toe aan de laatste etappe voor de 100-Cols. Vanuit Limoux werd
koers gezet richting Carcassonne. Na 6 km stond ik ineens op een col, de Col
d'Al Bosc. Deze stond niet eens op de routebeschrijving. Van het collenbordje
moest een foto genomen worden. Uiteraard moest er op gedronken worden, maar …..
ik heb mijn bidons vergeten! Met een temperatuur van boven de 25 graden kun je
geen tocht van ruim 100 km maken, dus er zat niets anders op dan naar de auto
terug te rijden. En zo moest ik deze col nogmaals op. Deze stommiteit kostte mij
bijna 40 minuten. Tegen 12:00 uur werd Carcassonne bereikt. Van het grote oude
fortcomplex (La Cité), dat zo prominent op een heuvel staat moest (uiteraard)
een foto genomen worden. De 100-Colstocht loopt dwars door Carcassonne, een niet
echt gelukkige keuze. Het was flink zoeken naar de route, terwijl ik ook nog
moest zoeken naar een stempelmogelijkheid. Ik volgde de borden naar het station,
dit bleek niet helemaal de route te zijn, maar na het behalen van de stempel had
ik vrij snel de goede weg weer te pakken. Buiten Carcassonne kwam ik op de D620
naar Caunes-Minervois. Dit stuk was mentaal erg zwaar. Er stond een forse
tegen-wind en de weg loopt héél geniepig omhoog. Hierdoor komt de snelheid niet
erg hoog, terwijl je het idee hebt dat het toch sneller moet kunnen. In
Caunes-Minervois werd de laatste 100-Colsstempel van deze vakantie gehaald.
Vreemd genoeg had ik op de terugweg naar Carcassonne weinig voordeel van de
wind. Ik had een iets andere, meer heuvelachtige weg genomen, waardoor ik minder
wind ving.
De laatste fietsdag
Er bleef nog één reservedag over. Wie denkt dat dit een rustige uitfietsdag
wordt ……FOUT!! Er stond een tocht van 137 km over 7 cols met maar liefst 2950
hoogtemeters op het programma. Dit moest de rit worden met de meeste
hoogtemeters op één dag. Als eerste moest ik de Port de Pailhères op. Deze col
van 2001 meter was in 1988 de eerste 2000-meter col die ik ooit beklom. De Oad
reed dat jaar voor het eerst met de fietsvolgbus door de Pyreneeën en Henk en ik
zagen daarin de ideale mogelijkheid om 'bergervaring' op te doen. De eerste dag
moesten we na 2 kleine colletjes de Port de Pailhères over. Als echte groentjes
reden we te hard, te zwaar, te onbenullig. Resultaat: 8 van de 10 deelnemers
haalden de top niet. Een harde, maar goede leerschool was dat, want de volgende
dagen werd er meer met verstand geklommen. Vandaag moest en zou deze col alsnog
volledig genomen worden. Tot de voet van de col rij je 31 km lang door allerlei
gorges. Dan de 16 km lange col op. Op 2 km voor de top stond een Belg met auto
en tentje langs de weg. Wat doet hij hier? Na de volgende bocht rij ik een
minicamping op. Circa vijf Hollanders hebben auto's en tenten bij elkaar staan.
Plotseling gaat een lichtje branden. Over DRIE dagen komt hier de Tour langs.
Het bleken inderdaad toeschouwers te zijn. De laatste 2 km leverden niet al te
veel problemen meer op. Ik was 15 jaar geleden op het laatste steile stukje van
de fiets gestapt (of beter gezegd: gevallen). Op de top waren ze de boel al aan
het opbouwen. Halverwege de afdaling naar Ax-les-Thermes werd de Col du Pradel,
7 km een zijweg in, meegenomen. Vanuit Ax ging het over de Plateau de Sault
terug. Om op de hoogvlakte te komen moet je de Col de Chioula (Sponsored by Coca
Cola?) over. Het begon ondertussen weer aardig fris te worden. Maar liefst 4
colletjes werden op deze hoogvlakte gepakt. Vanaf de laatste was het afdalen
naar Quillan. Het zit er weer op. Volgend jaar weer verder, waarschijnlijk met
het traject Caunes - Ventoux.
Cijfertjes
Tot slot nog een aantal cijfers:
- 4 hotels
- 20 fietsdagen
- 2372,9 km (waarvan 783 100-Cols)
- 64 cols (57 verschillende, 7 dubbel)
- 20 cols van de 100-Cols tocht
- ± 28.950 hoogtemeters
- 100 uur gefietst, 145 uur onderweg
Gerrit Luggenhorst