Finish 100 Cols in zicht
Het hoogseizoen 2006 in een notendop
Het jaar 2006 was een druk fietsjaar met veel buitenlandse bestemmingen. In
eerste instantie leek een trainingstrip naar Spanje niet door te gaan. Toen mijn
programma ingevuld werd met een weekje Thônes voor de 100 Cols, aansluitend
daarop een Hemelvaartweekend Eifel met studiegenoten, een paar weken later
gevolgd door een weekend met collega's en dan een lange vakantie waarin weer een
stuk van de 100 Cols zou worden gereden, was dit al een fors programma. Toen
Spanje toch door ging heb ik mij daar toch voor opgegeven omdat het vorig jaar
leuk was en de Sierra Nevada mij aantrok. Het gevolg was wel dat er 3000 km in
drie maanden tijd in het buitenland gereden zou worden. In dit stuk is een kort
overzicht van de hoogtepunten opgenomen. Spanje is in het vorige Kettingblad al
uitvoerig aan de orde geweest.
100 Cols vanuit Thônes
Vorig jaar was ik met de 100-Colstocht in Beaufort, aan de voet van de Cormet de
Roselend, geëindigd. Ik heb er toen heel bewust naar gestreefd om na de Roselend
te finishen, want dat is de laatste 2000 meter col van de tocht. Ik kon dan dit
voorjaar verder zonder last te hebben van afgesloten cols i.v.m. sneeuw. Toen ik
op 19 mei in Beaufort was, bleek dit een goede strategie te zijn geweest, want
de Roselend was inderdaad nog gesloten. Ik had kamp opgeslagen in Thônes, zo'n
20 km ten oosten van Annecy. De eerste fietsdag was met 6 cols (o.a. Saisies,
Aravis en Croix Fry) pittig. Daarna volgde een overgangsetappe door Annecy naar
het westen richting de Grand Colombier. Toen ik het keerpunt in Rumilly
bereikte, was het ondertussen gaan regenen. Via de Col de Leschaux reed ik terug
naar Annecy. Gelukkig werd het tijdens de klim droog, zodat ik over een droog
wegdek kon afdalen. Daarna viel de regen weer gestaag naar beneden. Ook de
volgende ochtend was het niet geheel droog. Het weer zou vanuit het westen
opklaren. Ik ben met de auto naar Rumilly gereden voor de rit naar de Grand
Colombier. Eerst moest ik de Col de Clergeon over. Uiteraard moest op de top een
foto genomen worden. Van de andere kant kwam een man en een vrouw aan¬gelopen.
De man leek het moeilijk te hebben, maar toen hij het collenbordje zag perste
hij er een sprint uit. Triomfantelijk stond hij te juichen. De vrouw
protesteerde (hoogste punt was even terug al, dit was niet eerlijk), maar de man
had alle schik. De Grand Colombier vanuit Culoz is niet eenvoudig. Na ca 4-5 km
zit een vreemd steil stuk. De berg heeft hier een uitloper waar de weg steeds
van de één naar de andere kant door heen steekt. Halverwege de klim zit een stuk
van 1 tot 2 km dat nagenoeg vlak is. In de auberge op 2 km voor de top werd een
controlestempel gehaald. De 100 Cols zaten er weer even op.
Reservedagen in Thônes
Aangezien
in mei het weer misschien nog niet zo stabiel is, had ik vijf dagen geboekt,
terwijl ik er maar drie nodig had voor de 100 Cols tocht. Op de regen van de
tweede dag na was het weer redelijk goed en daardoor had ik twee reservedagen
over. De eerste dag werd een ronde over de Col de la Colombière, niet te
verwarren met de Grand Colombier. Onder aan de klim in St.Jean-de-Sixt stond al
aangegeven dat de col dicht zat. Met een hoogte van 1613 m kon ik mij niet
voorstellen dat zo veel sneeuw op de col kon liggen dat ik daar niet zou kunnen
passeren. Ruim een kilometer onder de top kom ik langs de eerste sneeuwvlaktes.
Achter één rotsblok was zo veel sneeuw blijven liggen dat ik even moest klunen.
Op de top lag een laagje van 1 cm snelsmeltend ijs. Zo te zien had net 's
morgens een sneeuwschuiver de weg vrij gemaakt. Vanaf de top leek de andere
zijde van de col sneeuwvrij. In de afdaling werd ik aangehouden door een
wandelaar. Hij waarschuwde mij voor twee mannen die bezig waren om losse stenen
van de berg te verwijderen. De losse stenen kregen een zetje en rolden van de
berg naar beneden (over de weg !). Met geschreeuw en gezwaai vroeg ik hen even
een pauze in te lasten zodat ik kon passeren. Slingerend tussen de stenen door
vervolgde ik mijn weg. Dit duurde niet lang want even verderop stond een
vrachtwagen midden op de weg. Ook hier waren mannen bezig om de weg gereed te
maken voor de zomer. Via de greppel kon ik net langs de uitgestoken poten van de
vrachtwagen. Via het andere dal, Gorges des Eveaux, klom ik weer naar
St.Jean-de-Sixt. Ik had nog wat tijd over en boog halverwege van de doorgaande
weg af naar de Col des Glières. Over een smalle met soms hoge
stijgingspercentages klim je naar een hoogvlakte. De laatste 1,5 km naar de col
is onverhard. Tijdens de oorlog zaten verzets-strijders op deze hoogvlakte, ook
's winters.
Toen ik weer in St.Jean-de-Sixt was zag ik tot mijn verrassing een collenbordje
staan; een extra streepje. De afdaling naar het hotel werd voluit gereden, want
van de andere kant kwam een dikke onweersbui het dal binnen drijven. De laatste
dag werd de Col de la Forclaz gereden. De eerste dag had ik ook al een Col de la
Forclaz gereden. Er zijn er namelijk meerdere. Net ten noorden van Albertville
ligt er één (870m) en zo'n 20 km verderop, tegen het meer van Annecy ligt de
bekendere van 1150m. Op de grens van Zwitserland en Frankrijk ligt er ook nog
één.
Waterballet in Schüller
Op de terugweg vanuit Thônes werd aangelegd in Schüller, nabij Stadtkyll, in de
Eifel. Net als vorig jaar zou dit de uitvalsbasis worden voor een lang weekend
met drie studiegenoten. Veel verschillen met vorig jaar waren er niet. Het weer:
regen, regen en nog eens regen. Op zaterdag hebben wij nog een stukje gereden,
hoewel het verre van droog was. Eén van de jongens was enigszins ziek aan het
weekend begonnen. Hij dacht na een paar dagen gedwongen rust dat het wel zou
gaan. Hij klapte echter de laatste 20 km volledig in. De volgende dag was het
weer voor het eerst goed, maar hij was nog niet hersteld. Wij zijn toen maar met
z'n drieën gaan fietsen. Wij hadden al wel besloten om een dag eerder naar huis
te gaan.
Wonderbaarlijk herstel
De laatste jaren rij ik samen met een aantal collega's en leden van OWC de
Ambtenaren-toertocht in Amersfoort. Verder zijn wij ook al samen wezen fietsen
in Zuid-Limburg. De schoonfamilie van de organisator van deze tripjes woont in
Zuid-Limburg. Dit jaar zouden wij na de tocht in Amersfoort op vrijdag 9 juni
Limburgs Mooiste op zaterdag de 10e gaan rijden. Dit betekende na een fietstocht
van 150 km een autorit naar Limburg. Er was stevig doorgefietst, het was warm en
erg druk op de weg. Toen wij in Landgraaf aankwamen, voelde ik mij nog redelijk
goed. Al snel werd ik steeds misselijker. Wij zouden eten bij de schoon-ouders
van de collega, maar bij de derde hap dreigde alles er weer uit te komen. Ik ben
doodziek ter plekke het bed ingedoken. Binnen een half uur had ik de WC-pot twee
keer gevoed met mijn maaginhoud. De collega kwam overleggen wat wij zouden doen.
Omdat wij met een redelijke groep waren, hadden wij een huisje gehuurd. Wij
besloten dat ik later op de avond opgehaald zou worden. Gelukkig kwam ik in
slaap. Rond 23:00 uur werd ik wakker en was helemaal opgeknapt. Rond 23:20 uur
werd ik opgehaald. In het huisje werden nog snel een aantal boterhammen naar
binnen gewerkt. De volgende ochtend werd een flink ontbijt genuttigd want wij
waren van plan om de 250 km te rijden. De eerste lus van 100 km is niet erg
zwaar. De zware beklimmingen zitten in het tweede deel van de tocht. De anderen
kwamen met regelmaat even naast mij rijden om te informeren naar mijn
gezondheid. Ik voelde mij goed en had nergens last van. Ik kon het tempo van de
groep goed volgen. Na de passage van Landgraaf werden de beklimmingen talrijker
en zwaarder. De voorgaande jaren was mij al opgevallen dat ik op dit terrein in
het voordeel was. Samen met één van de OWC-leden leidde ik steeds de dans
tijdens het klimmen. De anderen stonden toch te kijken van het wonderbaarlijk
herstel: de ene avond doodziek en overgeven, de volgende dag in het voorste
gelid meerijden. Sinds de Tour weten wij van Floyd Landis in ieder geval één
manier om dat te bereiken. Na 150 km zijn wij gestopt omdat het veel te laat zou
worden als wij de hele tocht zouden uitrijden. Een aantal hadden het niet
gemakkelijk, onder andere door het bloedhete weer. Daarnaast zouden wij 's
avonds nog BBQ'en bij de zwager van de organisator.
Betrapt!
Binnen drie weken na het weekend met de collega's stond de grote vakantie al
weer op het programma. Voor de 100 Cols stond het traject door de Jura van de
Grand Colombier naar de Ballon d'Alsace op de rol. Aangezien hier naar mijn
gevoel te weinig zwaar klimwerk in zat, werd halverwege een weekje Zwitserland
opgenomen. De eerste ritten werden gemaakt vanuit een hotel aan het meer Lac
Genin, niet ver van Nantua en Oyonnax. Het hotel had maar drie kamers: Côté Lac,
Côté Montage en Côté Foret. Direct duidelijk is dus het uitzicht: meer, bergen
en bos. Vanaf dit hotel kon de route op de Grand Colombier weer opgepakt worden.
De tweede dag ging het al weer verder naar het noorden. In St.Claude werd een
stempel bij het postkantoor gehaald. Het was marktdag en druk in het centrum.
Bij een supermarkt werd eten gehaald. Terwijl ik een beetje dromerig voor mij
uit sta te kijken in de rij voor de kassa, zie ik ineens twee WVH-shirts. In een
flits herken ik Henri en Ria ten Brinke die voor de winkel langs komen fietsen.
Tegen de tijd dat ik buiten sta waren zij al uit zicht. Ik had niet gezien welke
kant zij waren opgereden. De meest logische wegen waren de D69 en de D437,
beiden richting Morez 30 km verderop. In een fors tempo reed ik de Cote de
Valfin over de D437 omhoog. Aangezien ik hen voor de top niet achterop kwam, kon
het bijna niet anders of zij hadden de andere weg genomen. Op de top heb ik een
stop gehouden en de tocht in een 'normaal' tempo vervolgd. Er bestond een kans
dat ik hen in Morez zou tegen komen. Bij het binnenrijden van Morez kwamen Henri
en Ria inderdaad van de andere kant aangereden. Zij bleken op een camping in
St.Claude te staan. Zij zouden via de D437 terug rijden. Ik had een iets grotere
lus in gedachten en moest ook verder zuidwaarts.
Sion
Na het bereiken van Censeau als tussenstop van de 100 Cols tocht en een rondrit
langs de l'Ain op de reservedag, was het tijd voor het echte werk in
Zwitserland. Vanuit Sion zouden een aantal 2000+ passen beklommen worden. Op weg
naar Sion werd ik door de douane van de weg geplukt. De auto werd onderzocht
terwijl ik aan de tand gevoeld werd: "Heeft U iets aan te geven?", "Heeft tabak
of alcohol bij U?", "Heeft U drugs bij U?". Die Nederlanders schijnen een
verdacht volk te zijn. Gelukkig konden ze niets vinden hoewel een potje autolak
wel de aandacht trok. In Sion kwam ik de volgende onaangename verrassing tegen.
Het geboekte hotel bleek maar één fatsoenlijke parkeerplaats te hebben. Op de
andere plek liep je het risico dat je vastgezet werd. In de nabije omgeving van
het hotel was verder geen vrije parkeer¬plaats aanwezig. Ik had een paar etappes
de auto mee willen nemen om het stuk door het vlakke dal sneller af te kunnen
leggen. Om de verworven plek te behouden werd besloten om deze stukken toch maar
met de fiets af te leggen.
Zwitserse passen
In Zwitserland werd per dag maar één pas beklommen, maar dat waren dan wel beste
passen: Simplonpass (2005m, 22 km), Nufe-nenpass (2478m, 56 km), Col du Grand
St. Bernard (2473m, 42 km) en Col du Sanetsch (2243m, 25 km). Aangezien ook een
aantal keer een stuk door het dal afgelegd moest worden, ontstonden een aantal
ritten van 150 km. Op de Grand St.Bernard kwam ik in het eerste deel van de
afdaling deelnemers van de Ralley des Alpes tegen. Aan dit vijfdaagse
race-evenement nemen 100 oude auto's deel. Vanaf de splitsing van de weg door de
tunnel en de weg over de pas tot aan de top hielden zij een tijdproef. De auto's
stelden zich op een parkeerplaats op om om de beurt te starten, een mooie
gelegenheid om langs de auto's te lopen. Op de Sanetsch kreeg ik voor het eerst
tijdens het fietsen met slecht weer te maken. De avond er voor had ik een soort
tijdrit gereden van Martigny naar Sion met een bui op de hielen. Ik was nog maar
net in het hotel of ik hoorde reclameborden door de straten van Sion stuiteren.
Ik was over de Col du Sanetsch tot bij het stuwmeer gereden, maar op de terugweg
was de berg ondertussen in wolken gehuld. In de afdaling kreeg ik regen. De
laatste dag in Zwitserland was het (zwaar) bewolkt en moest het beperkt blijven
tot een vlakke etappe door het dal.
Babylonische spraakverwarringen
Na het binnenhalen van de nodige hoogte¬meters kon ik weer verder gaan met de
100 Cols tocht in Frankrijk. Als basiskamp was Baume-les-Dames gekozen aan de
A36 (Besancon - Mulhouse). Met de auto naar Nods om van daar uit de lus naar
Censeau te maken. Net toen ik opstapte kwamen drie wielrenners langs, twee
mannen en één vrouw. Ik sloot net buiten het dorp aan bij het groepje. De vrouw
sprak mij aan, maar uit mijn reactie begreep zij dat ik geen Fransman was. Toen
ik meldde dat ik een Nederlander was, kom in onvervalst Nederlands "Ben jij
Nederlander!?". Zij bleek de 55-jarige Zwitserse Verena Bults te zijn, die samen
met een 71-jarige landgenoot onderweg was. De derde man was een Fransman die
niet bij hen hoorde. Zij bleek goed Nederlands te spreken. Dit kwam doordat zij
10 jaar met een Nederlander getrouwd was geweest. In het volgende dorp bleek een
weg afgesloten te zijn en moesten wij onze routes aanpassen. Het bleek dat onze
routes nog 40 km samen liepen. Gezellig kletsend in het Nederlands vervolgden
wij onze weg terwijl haar reisgenoot er een beetje verlaten achteraan fietste.
Zij waren onderweg naar het vakantiehuisje van de man, die zij tijdens een
fietsvakantie in de Toscane had leren kennen. De echtgenote van de man was daar
al. In Nans zouden wij uit elkaar gaan, maar besloten om daar eerst bij een café
te stoppen. Ondertussen begon ook de man zich met de gesprekken te bemoeien. Het
werd toen wel een mengelmoesje aan talen: Nederlands, Duits, Zwitsers Duits en
Engels werden dwars door elkaar gesproken afhankelijk wie tegen wie sprak. Toen
de ober bij ons kwam werd daar Frans aan toegevoegd. Na het inslaan van de
versterkingen en het uitwisselen van adresgegevens gingen wij uit elkaar. Ik was
ondertussen wel aardig achter op schema geraakt waardoor de rest van de dag
flink doorgereden moest worden.
Le Bambi in Baume
Ik had 's morgens wel wat problemen in het hotel "Le Bambi" in Baume. Na het
ontbijt en het omkleden was ik de deur uitgelopen. De vrouw van het hotel kwam
achter mij aan. Ik moest nog betalen. Ik gaf aan dat ik voor zes nachten
gereserveerd had. Als bewijs liet ik de reservering zien. Toen begon zij te
zuchten en moeilijk te kijken. Het bleek dat het hotel niet alleen de
zondagmiddag gesloten was, zoals normaal, maar ook éénmalig de avond van 9 juli.
Het zou toch niet te maken hebben met de WK-finale Frankrijk - Italië die 's
avonds gespeeld werd? Na lang zoeken kreeg ik een reservesleutel van het hotel
mee, zodat ik naar binnen kon. Het diner moest ik maar nuttigen in het
restaurant 50 meter verderop. De Fransen waren erg zenuwachtig, reden toeterend
door de straten en probeerden voor 20:00 uur thuis te zijn. In Sion (niet ver
van Italië en Frankrijk) had ik al gemerkt dat het 's avonds erg onrustig kon
worden bij een overwinning. "Gelukkig" verloor Frankrijk zodat ik rustig kon
slapen.
Vogezen
De volgende twee dagen werd de 100 Cols tot over de Ballon d'Alsace in Bussang
volbracht. De Ballon d'Alsace is een lekker lopende col, niet te steil, en met
16 km niet te lang. Vanuit Bussang had ik mij voorgenomen om via de Col des
Croix en Col du Stalon terug te rijden naar de auto. Een onweersbui boven de
Vogezen leek roet in het eten te gooien. Op de Col des Croix linksaf de smalle
D16 op. Dit werd een riskant stukje omdat er nog een bui verderop boven de
bergen hing. Ik kon echter terug als het moest. De bui leek langs mij heen te
trekken. Vlak voor de top was het wegdek echter nat en in de afdaling begon het
regenen. Het ging steeds harder regenen, waardoor ik besloot om even te gaan
schuilen. Ik zag verderop blauwe lucht. Na een kwartier zat de scheiding tussen
de bui en de blauwe lucht nog steeds op dezelfde plek. De bui hing vast in het
uiteinde van het dal. Uiteindelijk moest ik toch maar 10 km door de regen naar
het droge weer.
Finish 100 Cols
Hiermee zaten een paar drukke fietsmaanden er op. Volgend jaar heb ik nog 240 km
te gaan voor de 100 Cols tocht tot de finish in Saverne. Sinds kort is een extra
lus in de Pyreneeën toegevoegd aan de tocht.
Gerrit Luggenhorst
Copyright, Goor 200
6