Rondje Europa

100-Cols: Etappe 11 t/m 17 (Montbrison - Montcabrier) en 100 zware beklimmingen
Mijn baas had dit jaar een leuk project voor mij. Na de voorgaande jaren de nodige (over)uren te hebben gemaakt met als klapper de Euro-overgang tijdens de kerstvakantie, werd mij nu verzocht om de uren op te maken. Dat liet ik mij uiteraard niet vaker zeggen, dus direct werden de vrije dagen ingepland. Vervolgens viel mijn baas van verbazing van zijn stoel toen hij de planning zag. In een periode van 11 weken had ik 8 weken vakantie. Aangezien mijn collega (en vervanger) wel aanwezig zou zijn in deze periode moest hij wel akkoord gaan. Toen kwam het volgende 'probleem': wat moet je met al die vrije dagen? Juist: FIETSEN !!!

Voorbereiding
Ik had me voorgenomen om dit jaar me iets meer te concentreren op afstand i.p.v. snelheid. Door allerlei vergaderingen en andere verplichtingen gingen de nodige trainingen aan mij voorbij. Door het rijden van toertochten kon een redelijke vorm opgebouwd worden. Hierbij werd al een paar keer Duitsland aangedaan.


Eifel1 (D)
De eerste echte buitenlandse tocht was het jaarlijkse uitstapje tijdens het Hemelvaart-weekend met de voormalige studiegenoten Henk, Roland en Wouter. Als basiskamp was voor Oberweis op circa 8 km van Bitburg (van "Bitte ein Bit") gekozen. Henk had wederom een goed plekje weten te vinden. Hij heeft wel echte Van Oijen-trekjes. Het huisje lag boven aan een hele steile klim. Het weekend verliep vrij normaal op één incident na. Tijdens een afdaling kreeg Henk achter een klapband. Hij had alle geluk dat hij net op een recht stukje weg zonder tegenliggers zat, zodat hij rechtdoor sturend vaart kon minderen. Toen hij dicht bij de rand van de weg (en een bergwand) kwam, moest hij wel bijsturen. Het achterwiel gleed onder hem weg en hij maakte een schuiver over het asfalt. Hij kwam er lichte kleerscheuren en een aantal schaafwonden vanaf. De fiets had meer te lijden gehad. Beide buiten- en binnenbanden waren kapot. Roland en ik moesten naar de volgende plaats op zoek naar twee buitenbanden. Aangezien het tegen sluitingstijd van de winkels liep, moest dit op de A-groepmethode (rode stoplichten negeren, schuin oversteken, links rijden). Net voor 6 uur vonden we een fietsenzaak en konden we 2 vouwbanden kopen voor 38 euro per stuk. In een iets rustiger tempo reden we terug. De nieuwe banden konden we nauwelijks op de velgen krijgen. Na het nodige gemartel konden we verder. We moesten binnen een paar kilometer nog een paar keer stoppen, want het bleek dat zowel Roland als Henk met lekke reservebanden rond reden. De rest van het weekend was Henk zo stijf als een plank, alleen tijdens het fietsen leek hij nergens last van te hebben.


100-Cols: Saint-Poncy (F) (etappe 11 - 14)
Terwijl de anderen vanuit de Eifel naar huis terug gingen, trok ik door naar Zuid-Frankrijk. Onder Clermont-Ferrand aan de A75 had ik een hotel in Saint-Poncy geboekt voor het vervolg van de 100-cols tocht. Dit hotel was de uitvalsbasis voor de 4 etappes van Montbrison, in het dal van de Loire, tot Jussac, bij Aurillac en de Puy Marie. De passage van de Puy Marie baarde mij enig zorgen. Ik kreeg vlak voor mijn vertrek van de organisatie van de tocht een bericht van de cols die nog afgesloten waren. De Alpen zat voor het grootste deel dicht, net als de Aubisque, Tourmalet, Ventoux en …. Puy Marie?! De pas waar je over heen moet ligt op maar 1588 meter, dus ik vond dat erg vreemd. Ik had toen nog 2 weken voordat ik daar zou zijn. Toen ik bij het hotel aankwam, kon me niet voorstellen dat een hotel hier rendabel kon zijn. Saint-Poncy is een gat (en ligt in een gat) en de omgeving is ook niet bijzonder. Later kreeg ik door dat de meeste gasten mensen waren die op doorreis even van de A75 af reden. De eerste fietsdag begon met een verrassing: er lag ijs op de auto. Er werd gestart met de jas aan, maar 's middags liep de temperatuur op. Na de middagstop werd de tocht in korte mouwen voortgezet. Het was zonnig en tegen het einde van de rit had ik de armen verbrand. De volgende twee dagen heb ik de jas aangehouden om de armen te beschermen tegen de zon. Van Montbrison tot Brioude rijdt men door bosrijk gebied met lekker lopende cols. Het binnenweggetje vanaf de Col des Pradeaux geeft een schitterend uitzicht. Vanaf Brioude, langs Saint-Poncy, tot Neussar-gues gaat het over kale heuvels met veel windgevoeligheid. De derde dag zou ik tot de voet van de Puy Marie komen. Ik had dan wel iets tijd over, maar onvoldoende om de hele klim te maken. Ik nam daarvoor in de plaats een extra colletje op de terugweg mee. Tot mijn verbazing stond onder aan de Puy Marie het bordje "Col Fermé". Ik kon sneeuw op de top zien liggen, maar niet genoeg om de weg afgesloten te houden. De volgende dag werd de auto in Murat geparkeerd om direct te kunnen beginnen aan de klim. Voor de zekerheid werd in Dienne al een stempel gehaald voor het geval dat ik de verplichte stempelplaats Jussac niet zou halen. De Col de Serre, 400 meter van de doorgaande weg, werd uiteraard even meegenomen. Twee kilometer voor de top, op de (meeneem)Col d'Eylac, was de weg afgesloten. Ik zag auto's op de top staan, dus gewoon doorfietsen. Op de hoogste col, Col du Pas de Peyrol (1589m), werd mij duidelijk waarom de weg dicht zat. Ze waren een nieuwe grindlaag aan het leggen. Aan de ander kant moest dus voorzichtig afgedaald worden. De nieuwe windstopper deed zijn werk goed. Op de volgende col, Col de Bruel, maakte ik een fout. Op de routebeschrijving staat: "Vlak voor de col linksaf (D60)". Zo'n 20 meter voor de col reed ik dus de D60 op. Na 7 km vertrouwde ik het toch niet. Bleek 400 meter voor de col ook een afslag te zitten van de D60. Ik kon dus 7 km terugfietsen (en flink klimmen). Uiteindelijk werd toch Jussac, verplichte stempelplaats en eindpunt van deze 4 dagen bereikt. De terugweg naar de auto voerde mij langs Le Lioran, een skigebied. De reservedag viel letterlijk in het water. Tijdens deze regendag ben ik met de auto aan het toeren geweest. Ik ben o.a. aan de voet van de Puy de Dôme geweest. Deze berg is verboden voor fietsers.


100-Cols: Rocamadour (F) (etappe 15 - 17)
RocamadourDe volgende dag was het weer opgeklaard. Via een toeristische route, zou ik met de auto naar Rocamadour rijden. Op de kaart was mij wel opgevallen dat de omgeving daar mooi was. Ook was het opvallend dat volgens de gids van Logis de France zeker drie hotels in het dorp waren. Het leek me op de kaart maar om een klein dorpje te gaan. Ik wist niet wat mij overkwam toen ik het dorpje binnenreed. Al buiten de bebouwde kom kwam ik in een file terecht. Op deze pinksterzondag met mooi weer en een kaasmarkt was het een enorme drukte. Rocamadour blijkt een pelgrimsplaats te zijn. Rocamadour bestaat uit twee delen: l'Hospitalet ligt boven aan de vallei en de oude stad die tegen een steile bergwand is gebouwd. Het dorp bestaat naast de kapellen van de pelgrims voornamelijk uit hotels, restaurant en winkels. Na enig zoeken vond ik mijn hotel in het centrum van de plaats, aan een weg waar alleen hotelgasten met de auto mochten komen. Rocamadour is het bezoeken waard. Ik heb de avonden lange wandelingen gemaakt door de straatjes. Er zijn een paar straten die langs de bergwand lopen. Via trappen (of je kunt zelfs een lift nemen) kun je van het ene naar het andere niveau komen. Vanuit Rocamadour zou ik ook vier etappes gaan rijden. Tijdens de derde etappe passeerde ik om 10:00 uur de snelweg Limoges-Toulouse. Ik had nu echt het gevoel aan het westelijke deel van de route te beginnen. Bij Gourdon zag ik in het westen zware bewolking hangen. Vlak voor 12:00 uur begon het te regenen. Ik heb eerst flink wat gegeten om een lang stuk te kunnen fietsen. Het had weinig zin om nu te keren, want ik zat 50 km van het hotel. De D673 richting Fumel loopt vals plat naar beneden zodat een fors tempo kon worden aangehouden zonder koud te worden. Ik heb de rest van de geplande route die dag gewoon uitgereden in de regen. Alleen het laatste stuk begon het koud te worden door de steilere afdalingen en de dalende temperatuur. De volgende dag zou ik de laatste etappe rijden. Het regende echter hard. De weersverwachting gaf regen aan en in de Pyreneeën viel zelfs sneeuw. Lage temperaturen en nattigheden, een combinatie waar ik slecht tegen kan. Ik besloot om een dag eerder naar huis te gaan.


Bevergern (D)
Ik had de vakantie zodanig ingepland dat ik mee kon met de clubrit naar Bevergern. Het is zonde dat zo weinig leden deelnemen aan deze mooie tocht. De verzorging was weer uitstekend geregeld door de familie Efftink. Joke Nijland, die voor het eerst meeging, werd aangenaam verrast door de inhoud van de volgauto. Gerard moest ook nog in actie komen tijdens een vluchtpoging van de atletiekpoot van de WVH. Bij het beruchte punt achter Holterdorp, waar je bij een splitsing rechts naar beneden gaat en 100 meter verderop linksaf de Schollbrucherstraße in moet, schoten o.a. Wim Brinks en Joke Nijland rechtdoor. Geschreeuw en gezwaai mochten niet baten, dus moest Gerard er achteraan. Ook dit jaar haalde iedereen weer Bevergern. De laatste kilometers werden we wel nat. Het leek eerst goed te gaan, maar de derde bui was wel raak. Het mocht de pret niet echt drukken.


Enschede (NL)
Eén week naar het werk om de achterstand van de vakantie te verwerken, één week normaal werken en één week voorbereidingen treffen op de vakantie. Dag collega's, ik ga weer weg.


Pérgine Valsugana (I)
De grote vakantie ging dit jaar weer eens naar de Dolomieten. Gezien de training die ik mei kon doen, kon er wel een zware vakantie van gemaakt worden. Dit jaar werd gekozen voor slechts één hotel, namelijk Hotel Ideal in Pérgine. Pérgine ligt 10 km ten oosten van Trento. Hoewel je hier onder de Duitstalige streek zit, kon de eigenaresse van het hotel gelukkig Duits.


Zware beklimmingen
Ik heb een lijst met zware beklimmingen uit de Fiets, die ik gebruik om routes samen te stellen. Zo werden routes over de Manghen, Monte Grappa, Monte Bondone en Monte Baldo uitgezet. Deze bergen werden van meerdere kanten beklommen. Ik had bij het samenstellen van de routes mij flink verkeken op de hoogtemeters. De Monte Bondone is slechts 1650 meter hoog, maar aangezien Trento op 200 meter ligt, moet je wel 1450 hoogtemeters maken. Een aantal routes heb ik moeten inkorten of verleggen. Gelukkig was ik redelijk goed getraind, want naast lange klimmen (20 km is niets bijzonders) en veel hoogtemeters (meeste beklimmingen ca 1400 m), moesten ook steile stukken genomen worden (stijgingspercentages tot 20%). Door etappes vanuit het hotel af te wisselen met etappes waarbij de auto een eind moest worden meegenomen, werd voorkomen dat ik mij over de kop zou rijden.


Zwaardere beklimmingen
Tot de zwaardere beklimmingen konden de Stelvio en de Mortirolo worden gerekend. De Stelvio was ik in 1998 al een paar keer opgereden, maar vanuit Zwitserland nog niet in één keer, maar in delen. De belangrijkste pas op mijn verlanglijstje was de Passo di Mortirolo. Deze pas ligt tussen Tirano en Edolo. In 11,6 km moet maar liefst 1300 hm geklommen worden (gemiddeld 11,2%). In de klim zitten ook nog vlakke stukken …..


Zwaarste beklimming
De zwaarste klim van de vakantie staat vreemd genoeg niet op de lijst. Op de lijst staan alleen beklimmingen die beklommen zijn tijdens de Giro, de Ronde van Zwitserland en de Tour. Bij de etappe met de beklimming van de Monte Baldo vanuit Avio zou ik nog wat tijd overhouden voor een extraatje. Ik zag op de kaart de Passo Buole liggen, zo te zien wel een interessant klimmetje. Het was even zoeken om het juiste weggetje te vinden. De eerste kilometer was niet zo bijzonder, maar na het laatste huis draaide de weg naar rechts en ging scherp omhoog. Vanaf dat punt kwam het stijgingspercentage niet meer onder de 15%. Volgens mij lag het vaker bij de 20% dan de 15%. Met mijn 39x28 was dat geen klimmen meer, maar worstelen. Al snel werd ik omringd door een aantal steekvliegen. Het slaan naar de vliegen viel tegen op deze muur. Maar liefst 4 km lang duurde deze marteling. Ik was genoodzaakt om een paar keer even op adem te komen. De weg vlakte daarna iets af, maar ineens was er geen asfalt meer. De weg naar de col was een keienpad waarop met een racefiets niet te rijden viel. Om tot dit punt te komen (na 5,6 km) had mij 59 minuten gekost (waarvan 47 minuten bewegend).

Mooi weer en sneeuw op de Stelvio
Koudste afdaling
Op zaterdag 13 juli stond de Croci Domini op het programma. Eigenlijk wilde ik op en neer, maar dat moest ik onderweg bekijken of daar voldoende tijd voor was. Na 20 km voornamelijk klimmen (de top ligt op 30 km) hoorde ik een onweersbui opkomen. De bui zat voornamelijk in het dal naast mij, maar ik kreeg nog een klein buitje er van mee. Ik besloot toch door te rijden tot de top, draaien kon ik altijd nog. Op de top ben ik niet te lang blijven hangen omdat het begon te regenen. Ik twijfelde of ik wel moest afdalen tot Breno, gezien de tijd, maar vooral gezien het weer. Het leek in dat dal wel mee te vallen. Na 1 km in de afdaling werd dat beeld totaal anders. Ik keek nu in een dikke bui die in het dal hing; ik had er eerst overheen gekeken. Ik kwam een aantal Nederlanders (in een auto) tegen die mij konden vertellen dat het in Breno met bakken uit de lucht kwam vallen. Afdalen naar Breno werd uit het hoofd gezet. Ik keerde de fiets en reed terug naar de top. Het begon harder te regenen. Bij het passeren van een grote onweersbui heb ik een tijd staan schuilen. Toen het droog werd moest ik zorgen zo snel mogelijk over de pas te komen. Aan de andere kant van de pas lagen pakken hagel langs de weg. Ook waren er zeer veel stenen de weg opgespoeld door de regen. Aangezien ik de hele week temperaturen van tegen de 30 graden had gehad, had ik naast mijn shirt alleen het noodweershirt (definitie Jan Scheperman) bij mij. Bibberend en sturend tussen stenen door werd de afdaling ingezet. Bij Gaver (7 km in de afdaling) lagen zo veel stenen op de weg, dat ik moest lopen. Ik werd aangesproken door een Italiaan. Hij bood mij een lift naar beneden aan. Daar maakte ik dankbaar gebruik van. Aangezien ook zijn vrouw in de auto zat, moest ik naast mijn fiets op de neergeklapte achterbank zitten. Dat was hard aan de kont, maar de kachel van de auto was warm. Hij bracht mij netjes naar mijn auto terug.


Traagste afdaling

De volgende dag begon met goed weer. De etappe van vandaag ging over de Passo Cinque Croci (2018m) en Passo di Brocon (1616m). Op de kaart stond aangegeven dat het om een weg ging die afgesloten was voor doorgaand verkeer. In het hotel had ik gevraagd of ik met een racefiets over die weg kon. Dat moest volgens hen geen probleem zijn. Het bleek een tolweg te zijn. Tarief voor fietsers: 0 Euro. Op parkeerplaatsen waren Italianen al bezig met de BBQ. Heerlijke geuren passeerden mijn neusvleugels. Zo'n 4,5 km voor de top was het asfalt ineens op. Het vervolg was een weg over een rotsachtige ondergrond, maar met het nodige zand en stenen er op. Het was te fietsen met een racefiets, maar daar was ook alles mee gezegd. Dit wegdek hield 18 km aan. De afdaling ging met 7-12 km/u.


Natte afdaling
Dezelfde dag werd de Passo di Brocon beklommen. De laatste kilometers werden op tempo afgelegd want er kwam weer een onweersbui opzetten. Snel de pas over en zo snel mogelijk de afdaling in. Ik draaide een regenbui in. Al snel was ik nat, maar ik wilde in verband met de temperatuur zo laag mogelijk gaan schuilen. Ineens hadden mijn remmen geen grip meer. De slijtageslag van de afdaling van de Cinque Croci en het vele water zorgden er voor dat ik bij vol inknijpen van de remmen nauwelijks snelheid verminderde. Gelukkig had ik een lang recht stuk zodat ik remmend met beide remmen en een schoen op het wegdek toch tot stilstand kon komen. De vorige keer dat mij dit overkwam was in 1987 op de Emma-pyramide. Toen ging ik in het tweede paar haarspeldbochten rechtdoor het bos in. Toen reed ik de fiets half in de prak. Dit keer liep het beter af. Nadat ik had geschuild voor het ergste deel van de bui, werden de remmen bijgesteld. Ze werkten toen weer zo goed dat ik verderop met een slippend achterwiel door een bocht ging.


Autoritten
Als je denkt dat je alleen met de fiets het moeilijk kunt krijgen, dan heb je het mis. De eerste keer over de rondweg van Trento is een verschrikking. Na een week scheur je echter net zo hard rond als de Italianen. Verder hebben ze in tunnels gelukkig van die noodstopplaatsen. Bij het inrijden van een tunnel brak de ophanging van de radiotor af zodat deze met een punt op de weg hing. Een vonkenregen kwam onder mijn auto vandaan. Op zo'n noodstopplaats werd de radiator provisorisch met een touw opgehangen. 's Avonds werd er extra een ijzerdraad aange-draaid. Met dit kunstwerk van touw en draad werden nog een paar duizend kilometer afgelegd.


Sauerland
Tegen het uitkomen van dit clubblad zal ik wel net terug zijn van de afsluiting van mijn rondje Europa; de meerdaagse in Niedersfeld.


Gerrit Luggenhorst