Ronde van Frankrijk 2000

Dit verhaal gaat dus niet over de bekende ronde van Frankrijk, maar de ronde die ik dit jaar heb gereden. Mijn vakantie bestond dit jaar uit drie delen, elk deel in een andere hoek van Frankrijk. Drie dagen bij de Mont Ventoux, zes dagen in de Pyreneeën en twee dagen in het Loire-gebied.

De planning
Deze vakantie is eigenlijk tot stand gekomen door de wens om weer eens in de Pyreneeën te gaan fietsen. Mijn eerste grote bergetappes heb ik in 1988 in de Pyreneeën gereden. Een nieuwe eeuw was een mooi moment om weer terug te keren naar het begin. Ik heb wel een lange tijd getwijfeld of ik naar de oostkant van de Pyreneeën of meer naar het centrale deel (Argelès-Gazost) zou gaan. Aan de oostkant ligt Port de Pailheres, de eerste col van boven de 2000 m, maar tevens de eerste grote col waar ik heb moeten afstappen (onervaren, verkeerde versnelling, te veel gesmeten met de krachten). U kunt begrijpen dat ik met deze col nog een appeltje te schillen heb. Toch heb ik er voor gekozen om naar Argelès-Gazost te gaan omdat vanuit die plaats veel meer mogelijkheden voor routes zijn. De afstand van Goor naar Argelès-Gazost is echter dusdanig groot (ruim 1400 km) met een deel zonder snelweg, dat gezocht werd naar een tussenstop op de heenweg en een tussenstop op de terugweg. Dit werden uiteindelijk de omgevingen van de Mont Ventoux en het Loire-gebied.

Mont Ventoux 1 keer
Welke plaats wordt als uitvalsbasis gekozen? De zuidwest kant heeft als voordeel dat de zware beklimmingen van de Mont Ventoux vroeg in de etappes opgenomen kan worden. Voor de derde dag had ik echter een rit aan de noordoost kant van de Ventoux in gedachten. Vandaar dat ik uiteindelijk in Aurel, een klein dorpje aan de oostkant van de Ventoux, terechtkwam. Dit hotel heb ik op een bijzondere manier geboekt. Via het reisbureau kon ik geen kamer reserveren in deze omgeving. In Frankrijk zijn veel hotels aangesloten bij Logis de France. Deze bieden de mogelijkheid om via een centraal punt een hotelkamer te reserveren. Ik heb via e-mail een kamer gereserveerd. De eerste dag werd direct de Ventoux twee maal beklommen. Eerst vanuit het oosten vanaf Sault en 's middags vanuit het westen vanaf Malaucène. De beklimming vanaf Sault bleek eenvoudig te zijn. De klim is weliswaar 26 km, maar de eerste 19 km tot Chalet Reynard loopt het gemiddeld maar 3,5% op. De laatste 6 km naar de top klimmen met 8,2 % en dat is wel even wat anders. Om 10:47 uur werd de top bereikt, waar het zonnetje scheen en ca 25 graden was. Na de traditionele foto werd de afdaling richting Bédoin ingezet. 

Mont Ventoux 2 keer
In Bédoin werd rechts aangehouden richting Malaucène. Op 3 augustus 1991 werd dezelfde route genomen, maar dan in tegengestelde richting. Groot was de verbazing dat ik nu ineens over een col kwam (Col de la Madeleine). Uiteraard lag toen die bult er ook wel, maar ik kon mij geen collenbord herinneren. Ik heb begrepen van de organisatie van de 100 collentocht dat er 'spontaan' nog collen ontstaan doordat plaatselijke verenigingen allerlei beklimmingen namen gaan geven. Nu is de naam Col de la Madeleine niet erg origineel, want er zijn nog zeker twee cols met dezelfde naam. De tweede keer de Ventoux op werd mij te veel van het goede op de eerste dag. Ik had duidelijk nog niet het goede klimritme te pakken. Weliswaar was ik hier een keer naar beneden gekomen, maar ik kon me er weinig meer van herinneren. Halverwege de klim was de pijp leeg en was ik genoodzaakt om een stop te maken (nul punten zou HB zeggen). Na ruim 20 minuten had ik de nodige joules naar binnen gewerkt en was ik weer enigszins hersteld. Op de top bleek de temperatuur flink te zijn gedaald. In 5 uur tijd van 25 naar 10 graden. Een Nederlander op de top vroeg hoe het was gegaan. "Slecht", antwoordde ik. "Met zo'n mooie vrouw in de buurt?", vroeg hij. Inderdaad kwam op dat moment een mooie, naar later bleek Duitse, vrouw op de top aan. "Ze komt (helaas) van de andere kant af", antwoordde ik. Na een korte rust werd de afdaling richting Sault ingezet. Uiteraard moest nog even gestopt worden bij het monument van Tommy Simpson.

Mont Ventouw 3 keer
De volgende dag zou de Ventoux vanuit Bédoin bedwongen moeten worden. De aanloop naar Bédoin liep door de Gorges de la Nesque, een diepe kloof ten zuiden van de Ventoux. De weg loopt licht naar beneden zodat men rustig van het uitzicht kan genieten. Aan het einde van de kloof werd links aanhouden zodat nog een lus werd gemaakt over de Col de la Ligne (756 m) en de Col de Murs (627 m). Zo kwam ik na bijna 100 km in Bédoin aan voor de finale van de dag. Nog één keer werd flink gegeten en gedronken en toen moest het maar gebeuren. Vlak voor het dorpje St.Estève begint een stuk van 9 km naar Chalet Reynard waarbij 830 m (gem. 9,2%) overwonnen moet worden. Dit is het beruchte stuk door het bos. In 1991 moest ik hier van de fiets af en ik had me voorgenomen dat dat vandaag niet zou gebeuren. Ik vind het stuk door het bos verschrikkelijk omdat er geen punten in zitten waar je even de spanning van de spieren kunt halen (er is geen haarspeldbocht). Ik wist dat ik het ergste bij Chalet Reynard zou hebben gehad. Het tempo zakte naar een bedroevend niveau 7 à 8 km/u waarbij het verzet 39x28 nauwelijks licht genoeg is. Na Chalet Reynard werd het iets beter, maar de laatste kilometers waren verschrikkelijk zwaar. Ik ging de afstand niet met 100 m maar met 10 m aftellen, zo kapot zat ik. De top werd fietsend bereikt, het kostte wel 2:20 uur. In de afdaling ontdekte ik dat de Ventoux van nature niet geheel kaal is. Ik kwam een kudde schapen tegen.

6 cols ten noordoosten van Ventoux
De Ventoux had ik ondertussen wel bekeken, dus nu werden andere cols opgezocht. Ik had een route richting het noordoosten uitgezet, veelal over kleine weggetjes. Via Col d'Aulan (845 m) werd koers gezet naar de hoogste col van de dag, de Col de Perty (1302 m). Op deze col kwam ik een groep van Cycletours tegen die bezig waren met de etappekoers van Alpe d'Huez naar Tourmalet. Zij moesten vandaag tot net aan de andere kant van de Ventoux. De volgende dag hadden zij een rustdag, met de mogelijkheid om de Ventoux te beklimmen (hoezo rustdag?). De Ventoux kon je van de Perty 30 km verderop duidelijk zien liggen. Na een tijdje gingen we ieder onze eigen weg verder. Twee cols verder kwam ik in Lachau zonder water te zitten. Ik had de nodige kilometers afgelegd zonder een waterbron te zien. Uiteindelijk kreeg ik in Séderon de mogelijkheid om bij te tanken. De laatste 2 cols werden vervolgens zonder al te veel problemen genomen.

Argelès-Gazost
De volgende dag werd de reis richting de Pyreneeën aanvaard. Het hotel in Argelès-Gazost bleek lastig te vinden. De beschrijving verwees naar de VVV in het centrum. Nu lag de VVV en het hotel inderdaad niet ver van elkaar, maar dat was wel over een voetpad gerekend. Het hotel bleek bijna bij de grote doorgaande weg te liggen. 's Middags nog even de stad in op zoek naar een batterij, want mijn batterij van de kilometerteller had de geest gegeven. Hierbij kwam ik langs een boekhandel waar in de vitrine de Atlas des Cols lag. Van deze serie boekwerken met informatie over cols in de Pyreneeën, Alpen en Centraal Massief werd direct deel 2 van de Pyreneeën gehaald met daarin alle bergen van de omgeving Argelès-Gazost. 's Avonds kwamen nog vier Nederlanders via Cycletours in het hotel aan. Met verbazing zag ik het viertal uit de omgeving Zwolle-Wezep binnenkomen. Eén van de jongens leek mij wel erg stevig gebouwd om in de bergen te gaan fietsen. Het viertal bleek in training te zijn voor Luik-Bastenaken-Luik (de augustus uitvoering). Ik kon mijn lachen bijna niet houden toen het bleek dat zij voor de halve afstand gingen. Ze hadden ook nog nauwelijks getraind. Ik snapte niet wat ze in de Pyreneeën deden. Het was wel een gezellig groepje.

Port de Boucharo
De eerste dag in de Pyreneeën moest direct leiden naar het hoogste punt van de vakantie, de Port de Boucharo (2270 m). De Boucharo ligt op de grens met Spanje als men vanuit Argelès-Gazost het dal uitrijdt. Na 7 km draait een groep van 8 Fransen voor mij de weg op. Uiteraard kon ik mij niet bedwingen en reed met het groepje mee. In het golvende stuk naar Luz-St.Sauveur viel het groepje langzaam uit elkaar. Pas bij het binnenrijden van Luz moest ik de drie overgebleven renners laten gaan. Zij gingen linksaf de Tourmalet op terwijl ik rechts moest aanhouden. Tot aan Gavarnie loopt het met 2 tot 5 % omhoog. Dan na 37 km begint de klim pas echt, de laatste 12 km lopen gemiddeld 7,5 % omhoog. Eén kilometer voor de Boucharo krijgt men nog een meeneemcol (Col de Tentes). Vlak voor deze col stond een bord waar op stond aangegeven dat de Boucharo afgesloten was. Bij mij geldt altijd: eerst zien, dan geloven. Men had de weg afgesloten met een aantal grote rotsblokken zodat de mensen de auto moesten achterlaten op de Col de Tentes. Als fietser kon ik er makkelijk langs. De laatste kilometer bevatte echter meer obstakels, want op meerdere plekken waren rotsblokken naar beneden gekomen. De weg was bezaaid met rotsblokken en stenen. Op één plek lag er zoveel dat er maar een smal paadje naast de weg (en dus vlak naast de afgrond) open was. Na deze technische nummers werd toch de top gehaald en werd van een lunch in Spanje genoten. Op de terugweg had ik de Vallée d'Ossoue vanaf Gavarnie in gewild. De verharding bleek echter al na een paar kilometer op te houden. Op dit rustige weggetje huppelden nog enkele marmotten over de weg. Aangezien het nog vrij vroeg was, werd besloten om alsnog de beklimming naar de Cirque de Troumouse (2100 m) mee te pakken. Een Cirque is een bergketen die rond loopt, meestal een halve cirkel vormend. De laatste 7 km naar de top lopen over een tolweg. Kosten voor een fietser: FFR 0,-. Vanaf de parkeerplaats op de top vertrekken vele wandelaars voor een tochtje door de bergen. De mooie natuur had voor mij een terugkerend karakter. Terwijl ik via de nodige haarspeldbochten naar boven reed, liep een wandelaarster over een pad recht de berg op. Telkens kruisten onze paden, de ene keer zij voor mij langs, de andere keer was ik haar net voor. Op de top werd ik verwelkomd met de opmerking: "Heb je weer zo'n Hollander die zo'n berg op moet fietsen". Het bleek te gaan om een aantal Hollanders die via Cycletours onderweg door de Pyreneeën waren van de oost- naar de westkust. Zij deden dat in 9 fietsdagen en 4 'rustdagen'. In 1988 moesten we dit traject nog afleggen in 6 fietsdagen en 1 rustdag. Zij hadden vandaag een rustdag. Een aantal leden van de groep hielden een tijdrit naar Luz Ardiden, zij waren in plaats daarvan vanaf Argelès-Gazost naar de Cirque de Troumouse gereden. Na het uitwisselen van de nodige ervaringen zijn we samen afgedaald naar Argelès-Gazost. 

Lourdes en Col d'Aubisque
De volgende dag stond de beklimming van de Col d'Aubisque vanaf de noordzijde op het programma. Eerst ben ik via Lourdes om de berg gereden. In Lourdes ben ik langs het terrein van de grot gereden. Ik hoefde er niet aan te denken om het terrein op te gaan want ik was niet passend gekleed. Toen ik alleen een foto van het terrein wou maken werd ik tegen gehouden. Na een rondje om het terrein nog even door het centrum met de honderden winkeltjes. Na deze geestelijke oppepper werd koers gezet richting Lestelle Béharram. Het vreemde in deze omgeving is dat het nagenoeg geheel vlak is. Net na Lestelle kun je het dal in richting de Col du Soulor. De eerste kilometers van de klim zijn niet erg zwaar. Het is er soms wel zo smal dat men met twee één richtingswegen werkt. Vanaf Ferrières moet serieus geklommen worden. Vanaf dat punt staat ook elke kilometer een bord met koersinformatie (afstand tot de top, hoogte, stijgingspercentage komende kilometer). Deze borden staan op een aantal bekende cols. Iets verderop (8 km voor de top van de Soulor) krijg je een magnifieke uitzicht op de Cirque du Litor. Bovenlangs de Cirque du Litor loopt de weg van de Soulor naar de Aubisque. Je kon de autoruiten zien schitteren in de zon. Het duurde zo'n 3 kwartier voordat ik daar zelf bovenlangs reed en in dat immense gat keek. In 1988 was ik hier ook langs gereden, maar toen zat de berg vol in de bewolking zodat je geen uitzicht had. Op 500 meter voor de top heb ik bijna een koe voor de fiets gekregen. De koe stond op een walletje naast de weg. De koe wou de weg op, maar twijfelde door het hoogteverschil dat zij moest overbruggen. Net op het moment dat ik bijna bij haar was, nam zij een flinke sprong, precies voor mij op de weg. Het komt niet vaak voor dat je in een beklimming vol in de remmen moet. Op de Aubisque loopt veel vee (koeien, paarden, schapen, toeristen).

Tourmalet en twee krengen
Uiteraard moest de Tourmalet ook beklommen worden. Tot aan de voet werd met een Limburger meegereden. Deze was net de vorige dag aangekomen. Hij had de familie een paar dagen achtergelaten in Carcassonne om een aantal cols te pakken. In het stuk tot aan de voet had ik allang gemerkt dat hij aanzienlijk sneller zou zijn. Vanaf Luz-St.Sauveur zouden we ons eigen tempo rijden. Al snel was hij uit het zicht. In een strak tempo werd de 18,4 km lange klim in 1:45 afgelegd. Na een rust net over de top werd aan de andere kant afgedaald. In eerste instantie had ik gepland om de Col d'Aspin op te rijden, maar aangezien deze al op de erelijst stond had ik naar een alternatief gezocht. Deze werd gevonden in de vorm van twee cols aan de oostzijde van het dal naar Bagnères, te weten de Col de la Courade (1319 m) en Col du Couret (1199 m). Je zult denken: een paar onbekende klimmetjes, niet te lang (7,7 en 5 km), een makkie, nee dus. Op de Courade heb ik verschrikkelijk moeten afzien. De Tourmalet had schijnbaar meer kracht gekost dan ik dacht en ik zat precies op het warmste deel van de dag op deze klim die ik absoluut niet kende. Het is dan niet prettig als je een paar keer om een bocht komt en de weg circa 10% omhoog ziet lopen. Onder een boompje werd genoten van een verdiende siësta. In de afdaling van de Courade werd ik onaangenaam verrast door grote gaten in het wegdek (als dat er tenminste nog lag). Mopperend dat ze hier wel eens wat aan mochten doen stuiterde ik naar beneden. Beneden het volgende zijdal in richting de Couret. Op een kruispunt bij het gehucht Lesponne stond een Fransman een beetje verdwaasd om zich heen te kijken. Hij was schijnbaar op zoek naar dezelfde col. Dit bleek om een smal weggetje tussen een aantal huizen te gaan. Hoewel de echte klim maar 5 km lang was, hadden 4 km een gemiddeld stijgingspercentage van 10% (maximaal tot 15%). Waarschijnlijk hadden meer mensen gemopperd over het wegdek. De afdaling van de Couret waren ze net bezig met het wegdek. Volgens de bestuurder van de wals kon ik wel naar beneden. Eerst een stuk met nieuw asfalt met nieuw grind (gelukkig reeds gewalst), aangereden steenslag, een stuk geschaafd asfalt, het laatste stuk onverhard. Daarbij reden ook een aantal vrachtwagens op en neer. Niet bepaald een ideale weg dus. Een paar kilometer verder kreeg ik de afslag naar Soulagnets. Bij dat dorpje heb je uitzicht op het schitterend mooie dal van Oussouet. De afdaling is minder prettig door de afvoergoten. Via de D18 en de D26 rijdt men over glooiend terrein richting Lourdes. Net onder Lourdes kom je weer in het dal richting Argelès-Gazost uit. Ik kon kiezen tussen het fietspad langs de rivier en de oude weg aan de oostzijde van de rivier. Ik koos voor de weg en werd vlak voor Argelès-Gazost afgestraft door een forse pukkel.

Nogmaals Col d'Aubisque
De westzijde van de Aubisque was nog niet beklommen. Via de Col de Spandelles (1378 m), een col net ten noorden van de Soulor werd de doorsteek gemaakt. In de afdaling werd rechts aangehouden naar Arthez. Bij het inrijden van een tunneltje knalde ik door een gat. Het leverde mijn eerste en enige lekke band van de vakantie op. Weer werd bovenlangs de bergen koers gezet naar het volgende dal (richting Laruns). In Laruns was het kleine voorblad weer aan de beurt. Het eerste stuk is niet steil (gem. nog geen 6%) en wordt vlot afgelegd. De laatste 9 km lopen echter met 8,5 % omhoog. Op een gegeven moment staan een viertal Italianen langs de weg te rusten. Nog geen kilometer verder staan twee mannen (met hetzelfde shirt) langs de weg. Het zijn twee verzorgers van de groep. In mijn beste Italiaans (voornamelijk gebarentaal) geef ik aan dat de groep één kilometer terug staan. Toen ik op de top kwam bleek daar een heel nest te zitten van die Italianen.

Hautacam, Luz Ardiden en Pont d'Espagne
De laatste twee dagen in de Pyreneeën was het weer een stuk slechter. Ik had bewust een aantal beklimmingen in de buurt van Argelès-Gazost achter de hand gehouden. De dag dat ik Hautacam en Luz Ardiden heb beklommen was het in het dal nog wel droog, maar tussen 800 m en 1400 m hoogte kom je in de bewolking. In de klim van Hautacam stonden op een gegeven moment aanmoedigingen voor alle Deense tourrenners. Tot mijn verbazing zag ik daar ook Tristan Hofman tussen staan. Boven bij Hautacam had ik een probleem, want was ik wel boven? Hautacam is niet veel meer dan een brede parkeerplaats. Door de dichte bewolking kon ik niet de parkeerplaats overzien. Om zeker te weten dat ik boven was, ben ik langs de rand van het asfalt de hele parkeerplaats rond gereden. Na de afdaling waarin ik flink afgekoeld was geraakt, eerst in het dal op temperatuur komen. Vervolgens werd koers gezet richting Luz Ardiden. De bewolking viel hier nog enigszins mee, maar 1,7 km voor de top nam ik op een splitsing de verkeerde afslag. De laatste dag regende het ook in het dal. Het viertal uit Zwolle had mij aangeraden om naar Pont d'Espagne te rijden. Dit bleek inderdaad een mooie klim te zijn. Je kon nog mooi de restanten van de oude spoorlijn zien liggen. Hogerop kwam men langs watervallen. Helaas gaf het slechte weer geen gelegenheid om te stoppen om echt van de omgeving te genieten. De dag erop ben ik vertrokken. De weersverwachting: sneeuw op de Tourmalet.

Optrekjes in het Loire-gebied
Na het zware klimwerk hadden de laatste twee dagen een cultureel karakter. Vanuit Rilly-sur-Loire werden twee ronden langs de diverse kastelen in het Loire-gebied gemaakt. De streek kent twee sterk verschillende vormen. Langs de rivieren komt men het nodige bos tegen, waardoor het uitzicht steeds verandert. Komt men echter iets van de rivieren af, dan komt men op een kale 'hoogvlakte' waar uitgestrekte velden voor weinig afwisseling zorgen. Ik had de routes zo uitgezet dat ik langs alle bekende kastelen zou komen. Sommigen heb ik niet of nauwelijks gezien omdat ze schuil gaan achter een muur of bos. De kathedraal van Blois vormde tijdens de tweede wereldoorlog een baken voor de geallieerde vliegtuigen. Hoogtepunt was wel het bezoek aan het kasteel van Chambord. Dit kasteel was het grootste in deze omgeving en volgens mij ook van Frankrijk. Om het landgoed staat een muur die, als ik het goed heb ingeschat, ca 30 km lang is en 2½ tot 3 meter hoog. Daar heeft men aardig wat stenen voor nodig gehad. Ook bijzonder is het kasteel van Chenonceaux. Dit kasteel is over de rivier Cher heen gebouwd. Vanaf de normale ingang kon men het kasteel niet zien liggen (tenzij men eerst intree betaald), maar deze jongen vond een weggetje langs de rivier. Zodoende hij kon toch van het uitzicht op het kasteel genoten worden. In die twee dagen heb ik vele kastelen gezien.

Volgend jaar

Dit verslag is vrij laat geschreven, voorzichtig wordt al weer gedacht aan het volgende jaar. Waarschijnlijk kunnen jullie dan een verslag verwachten van de ervaringen in de Alpen (omgeving Guillestre?). Maar ook de 100-cols tocht zal volgend jaar een vervolg krijgen.

 

Gerrit Luggenhorst

Copyright, Goor 2000