Al enkele jaren speelde ik met het idee om eens Parijs – Roubaix te gaan
rijden. Het is één van de eerste wielerklassiekers van het jaar en iedereen kent
de beelden van de renners die moeten afzien op de kasseien. De vraag was alleen:
hoe kleed ik dat in? Het is dus een trektocht geworden van de Belgisch-Franse
grens richting Parijs en weer terug, met de route van Parijs – Roubaix als rode
draad. Elke dag een stukje route en verder toeristisch rond toeren in de
omgeving. En als je dan toch in de buurt bent, moet je natuurlijk ook Parijs
bezoeken.
De eerste etappe
Het zou vandaag heet worden, maar dat valt ’s ochtends hard mee. Ik vertrek met
mist. Op het korte stukje door België heb ik de eerste kasseien al te pakken;
een mooi gestraat weggetje door Rongy. Daarna gaat het Frankrijk weer in. Over
mooie binnenweggetjes gaat het naar Orchies.
Na een stukje slingerwerk door de
stad, draai ik eindelijk Orchies uit. Wat volgt is direct de eerste
kasseienstrook. Bijna stapvoets stuiter ik over de stenen. Harder gaat niet,
want de fiets moet nog acht dagen mee. Ergens halverwege kan ik links door de
berm. Dat gaat een stuk beter; direct schiet de snelheid omhoog. Eindelijk, na
1400 m bereik ik weer het asfalt. Heerlijk.
Ik kruis de snelweg en volg mijn Garmin een mooi, klein weggetje in. Maar ja,
die gaat uiteindelijk weer over in stenen. Dan eens links, dan eens rechts, of
eens midden over de weg, gaat het langzaam verder. Het is nog steeds lekker
fietsen, al zie ik door de mist weinig van de omgeving. Na weer 2,4 km stuiteren
verlaat ik de route Parijs - Roubaix van 2011 en draai een oudere route op. Heel
mooi, maar ik weet nu niet hoeveel kasseien hier in zitten. Nou, dat zijn er dus
veel. Op circa 17 km pak ik nog eens ongeveer 7,5 km aan steentjes mee. Het
laatste stukje voor Wallers is wel heel erg.
De gaten zijn daar zo groot, daar
past bijna een hele fiets in. Het is 11:30 uur en het zonnetje begint er net
door te komen. Ik besluit de GPS te volgen en het 2,4 km lange stuk van de
“Trouée d’Arenberg”
nog even mee te nemen. Fluitend trap ik dat stuk door het
bos; er ligt een mooie, strakke gravel strook naast de kasseien.
Dan verlaat ik Parijs – Roubaix voor vandaag en draai richting Valenciennes. Ik
slinger de stad door, zie een paar kerken en pauzeer in een park. Het begint
ondertussen warm te worden. Over rustige weggetjes tussen velden door gaat het
naar Prèseau en Vilers-Pol. Ik kom daar over weggetjes die ik zonder GPS
waarschijnlijk nooit zou hebben gevonden. Er ligt daar nog ergens een
begraafplaats uit de Eerste Wereld oorlog, maar volgens de kaart kom ik er niet
langs. Om niet te veel aan het zoeken te komen, accepteer ik dat en volg de GPS.
Tenminste, tot deze me een slecht zand/gravel pad in wil sturen. Als ik rond
kijk, blijk ik toch net ergens anders op de kaart te staan dan verwacht. Ik sta
vlak bij de
Duitse begraafplaats uit WO I.
Na een kort bezoekje toer ik een stukje rond om de zandweg te omzeilen. Op naar
de volgende halte: een kasteel met kerk. Via een vooraf niet te bedenken route
slinger ik door de omgeving. Het is hier in de omgeving trouwens al lang niet
vlak meer. Al golvend op en neer passeer ik het kasteeltje. Helaas is er geen
goed punt te vinden voor een foto.
Het is heet en ik mijn tweede bidon van de dag is al leeg. In het gehucht
Lacquignol in het Forêt de Mormal, zie ik bij een begraafplaats een kraan. Snel
even een bidon vullen. Een eindje achter het dorp verlaat ik de doorgaande weg
en draai een Route Forestière op. Kilometers lang golft het rustig op en neer
door het bos. Aan het eind besluit ik er zelfs nog een extra lusje tegen aan te
gooien. Dan wordt toch Landrecies bereikt en begint het laatste stukje naar Le
Cateau Cambries. Dit uiteraard niet zonder het nodige klimwerk in de brandende
zon.
Stuiterd naar het zuiden
Het is zonnig als ik uit het hotel vertrek. Het kan vandaag nog wel eens warm
worden. Ik rij eerst een stuk ‘terug’ om bij Solesmes Parijs - Roubaix op te
pikken. Daar krijg ik dan ook direct de eerste strook kasseien voor de kiezen.
Wat het extra moeilijk maakt, is dat het klimt. Gelukkig is de klim maar 700 m
lang. Met een hoogteverschil van 37 m is het toch ruim 5%. Dan even het asfalt
op en weer voor een lange strook kasseien rechtsaf. Heel langzaam fiets ik over
de D134. Soms rij ik rechts, dan weer links of in het midden. Net waar het
wegdek het best lijkt. Vaak is dat de berm. Al is het wel opletten. Op stukken
waar de berm kapot gereden is, is deze vaak opgevuld met grove gravel. Dat
stuitert misschien niet, maar het risico van lekrijden als gevolg van die
scherpe steentjes is vele malen groter. Ook hier een beetje hoogteverschil. Dan
bereik ik de afslag. Niet dat ik daar veel mee opschiet, het blijven kasseien.
Net voor Quièvy is de weg dan toch geasfalteerd. Maar je, ik ben het dorp amper
uit, OK ben de begraafplaats net voorbij, of het mooie nieuwe gladde asfalt is
al weer op. Golvend gaat het tussen het wuivende graan door. In de verte zie ik
al weer huizen staan. Het einde van deze strook is nabij. Als ik naar links
kijk, zie ik op de volgende heuvel een grote boerderij. Dat moet ‘Fontaine au
Tertre’ zijn, waar ik rechts de D134 op ben gedraaid. Over omrijden gesproken;
5,5 km kasseien plus een beetje goed wegdek, terwijl het binnendoor 1,7 km is.
Nu nog een paar kilometer asfalt en ik draai voorlopig de laatste strook
kasseien op;
de 2,2 km van Inchy naar Troisvilles.
. Dan zitten de kasseien er
voor deze week op. Nou ja, op dat stukje door Bohain-en-Vermandois na dan. Nu
gaat het toeristisch verder richting zuiden tussen de uitgestrekte akkers met
gerst en tarwe door. Dit alles afgewisseld met iets dat op koolzaad lijkt, mais
en bieten. Verder staan er ook nog enkele gewassen die ik zo niet herken. Zo ver
het oog strekt gele en bruine velden.
Sommige stukken zijn al geoogst, anderen
wachtend om geoogst te worden. Het geel/bruin wordt alleen onderbroken door het
groen van de mais en bieten. Oh ja, en zo hier en daar een stukje aardappels. In
Beaurevoir wil ik een oude toren bezoeken. Buiten het dorp staat deze wel
aangegeven, in het dorp niet. Maar gelukkig heeft de camera een goede telelens.
De toren staat dus wel op de foto.
Voorbij de ruïne van de abdij van Gouy kon ik een aantal Belgen achterop. Zij
toeren een paar dagen rond in de omgeving van de bron van de Schelde (de Escaut).
Het verbaast hen alleen dat ik in een Rabo-broek durf te fietsen. Het is een
weekje na de Tour.
Voor Maisseny bezoek ik nog kort een Duitse oorlogsbegraafplaats uit WO I. Er
staan veel kruizen, maar als ik op het informatiebord kijk, schrik ik toch wel
even. Hier liggen ruim 30.000 gesneuvelde Duitsers. Op elk kruis staan voor en
achter 2 namen. Ter compensatie bezoek ik nog een extra
Engelse begraafplaats.
Deze zijn veel talrijker, kleiner en veel mooier verzorgt. Maar goed, dat waren
dan ook de bevrijders. Ondertussen begint de lucht te betrekken; niet getreurd,
ik ben bijna in Ham. Alleen zit het hotel hier dicht en is alleen het
antwoordapparaat telefonisch te bereiken. Ik had natuurlijk vanochtend vroeg
moeten bellen voor de toegang. Ik besluit eerst de plaatselijke kasteelruïne te
bezoeken. Die staat toch op het programma. Terwijl ik hier rondwandel, hoor ik
het in de verte donderen. Bij de eerste druppels rij ik richting hotel en nestel
me daar onder het zonnescherm. Terwijl de druppels op het scherm tikken, schrijf
ik het verslag van vandaag. Het verhaal is al voor 2/3 klaar als ik de deur van
het restaurant open hoor gaan.
Richting Parijs
Het belooft vandaag een lange dag te worden. Op papier staat een tocht van 125
km die eigenlijk niet ingekort kan worden. Ik ben mooi op tijd beneden, maar
daar is niets! Pas rond 7:45 komt een auto voorrijden die het brood aflevert.
Toch lukt het me om rond 8:30 al met de fiets buiten te staan. Met een jasje aan
ga ik op pad. Direct buiten Ham duik ik even bij Leclerq naar binnen. Met brood
en 5 bananen zou ik de dag, nee het weekend, door moeten kunnen komen. Dan gaat
het verder over de doorgaande weg waar ook Parijs - Roubaix langs komt. Na 9 km
pak ik een alternatief op de route. Deze gaat mooi binnendoor over kleine
weggetjes. In Noyon aangekomen zie ik een paar grote kerktorens. Toch is dit
geen fotomoment; het is een beetje grauw en betrokken en over een paar dagen
overnacht ik hier.
Ik volg de GPS door de stad naar Pont l’Evêque en Sempigny. In het Forêt
d’Ourscamps Carrepont buig ik van de GPS-route af voor een bezoek aan de
abdijruïne van Ourscamp. Na een korte stop vervolg ik de weg en kom vanzelf weer
op de GPS-route uit. Toch verschrikkelijk makkelijk, die combinatie van een
uitgezette route op GPS en ingetekend op de kaart. Niet altijd wordt ik in staat
gesteld te bekijken wat ik wel even zou willen zien. In Pressis-Brion zou een
kasteel moeten staan, maar de muur rond dit optrekje is zo hoog dat ik niets kan
zien. Door naar Compiegne; de huidige startplaats van Parijs - Roubaix. Hier
liggen weer kasseien en er staan veel grote gebouwen. Maar ze missen iets; ze
kunnen me niet echt bekoren. Snel verder richting een Route Forestière door de
Forêt de Compiegne. Overal lopen wegen volgens een recht en symmetrisch patroon.
Op ‘kruispunten’ komen steeds 4 of 8 wegen samen. Op de grote ‘rotonde’ in het
midden van het bos, stuurt de GPS me een zandweg in, waar met de ATB nog
moeilijk door te komen is. En ik ben op de racefiets. Dat is niet de bedoeling
en het wordt dus omrijden. Uiteindelijk bereik ik de GPS-route weer als ik de
D932 op draai. Daar staat ook het bord dat ik al lang zocht: Parijs 68 km. Maar
de weg is veel te druk; geen fietspad en de auto’s komen met 90 km/uur voorbij.
Bij Verbery sla ik af om de kerkruïne van Pontpoint te bezoeken. Helaas mis ik
deze, maar niet getreurd, er staat wel een
mooi heel kerkje.
Na dat kerkje volgt
een heuveltje. En dat heuveltje heeft een helling van 16 %. Aangezien de zon
ondertussen lekker is gaan schijnen, heb ik daar wel meer dan een paar
zweetdruppeltjes verloren. Over wederom een mooie en zeer rustige weg gaat het
door het bos verder naar Prieure St. Christof. Volgens de kaart staat hier weer
een ruïne; het blijkt een uitgebrande kerk te zijn. Het is een redelijk recente
ruïne. Met ongeveer 190 m, is dit het hoogste punt van de vakantie.
Gelukkig beginnen de resterende kilometers ondertussen aardig af te tellen. Bij
de weg naar Apremont heb ik eerst een groot golfterrein naast de weg. Hier
worden vandaag aardig wat balletjes geslagen. Na het dorp ruik ik plots
paardenlucht. Er blijkt een hele rij paarden achter een heg te staan. Door de
gaten in de heg kan ik zo nu en dan iets zien. Te laat om een goede foto te
kunnen maken realiseer ik me wat ik daar zie; het is een poloveld waar net een
partijtje is gespeeld. Kennelijk hebben ze hier iets met paarden, want zowel
links als rechts lopen deze edele viervoeters in de wei. Als ik aan het eind van
de weg rechts naar Chantilly wil draaien, zie ik links iets geelachtigs door de
bomen. Even kijken. Heb ik me daar toch een fantastisch uitzicht op
Chateau Chantilly
en het bijbehorende park! Ik las acuut een pauze in.
In Chantilly is de weg richting kasteel opgebroken. Gelukkig kun je met de fiets
overal door. Nou ja, gelukkig? Ik stuiter weer ruim vijfhonderd meter over de
kasseien. Om vervolgens de drukke weg te mijden, steek ik vanaf de renbaan het
bos door. Halverwege moet ik wel even van de fiets. Lopend gaat het door een
gigantische "paardenbak" om aan de overkant het asfalt weer te bereiken. Dan langs
het kasteel La Reipe Blanche terug naar de grote weg. Alleen bij Luzarches en
Epinay-Champlâtreux kan ik even van de drukke weg af. Het ergste is nog wel de
kruising met de N104. Daar ligt een compleet klaverblad met op- en afritten die
ik moet kruisen. Op de weg voor en achter mij mogen de auto’s 110 km/uur rijden.
Dan bereik ik Ecouen en het hotel. Ik heb vooraf al gevraagd om een kamer
beneden en dat is gelukt. De fiets kan dus mee op de kamer. Ik heb alles al
binnen staan als ik merk dat ik iets verloren heb. Dat is een complete ramp die
zich daar op zaterdagmiddag heeft voltrokken. Mijn bananen zijn weg!. Ik spring
op de fiets in de hoop ze nog terug te vinden, maar helaas. Wel zie ik een bord
dat 1 km verderop een Super-U zit. Dan maar snel nieuwe bananen gehaald. Zo
wordt het toch nog laat.
Sightseeing Parijs
Het hotel bij Ecouen ligt mooi op een heuvel, tegen een bosrand met een wijds
uitzicht naar het oosten. Maar als je de heuvel over bent naar het zuiden,
is het uitzicht heel anders.
Het is één en al bebouwing, zo ver je maar kunt
kijken. Na nog geen kilometer rij je Sarcelles in, één van de eerste voorsteden
van Parijs. Zo hier en daar is een fietspad aangegeven. Deze zijn ongeveer één
meter breed en van prima kwaliteit. Alleen rij je steeds tussen paaltjes.
Grootste probleem is wel dat de fietspaden even abrupt eindigen als ze beginnen.
Het is telkens haaks rechts het fietspad op en direct weer haaks om met de weg
mee te rijden. Bij het volgende verkeerslicht gaat het dan weer haaks-haaks de
weg op. Enzovoort. Alleen die Fransen en fietspaden. Hopeloos! Ze parkeren er
scooters, auto’s en bestelbussen, slaan er bouwmateriaal op en storten er grof
vuil. Ik heb echt van alles moeten omzeilen.
Over het algemeen is de route met de GPS eenvoudig te volgen. Al zijn er soms
wel lastige punten bij. Eén keer, net onder St. Denis, gaat het mis. Doordat
alle wegen zo dicht naast elkaar liggen kom ik op de oprit van de A86 terecht.
Ik loop tegen het verkeer in terug over de oprit. Steek een weg over en rij nog
eens een rondje. Ik moet met de fiets toch naar de overkant van de snelweg
kunnen komen! Dan probeer ik het maar via een voetpad. Dat lukt.
De eerste stop in Parijs is Montmartre met de
Sacre Coeur.
Alleen probeert de GPS me via de trappen omhoog te sturen. Nou, ik dacht het niet! Ik rij een
stukje om en kom in een rally met oude auto’s terecht. Ook zij gaan omhoog, dat
maakt het extra druk. Boven ben ik lang niet de enige toerist, maar zo te zien
wel de enige fietser. Hier wordt ik ook nog even herkent als Nederlander. Twee
Nederlandse dames herkennen de Rabo-broek. Dan pak ik de route weer op langs de
Place de Republique en de Place de Bastille. Dan zijn het nog maar een paar
afslagen tot de oevers van de Seine. Vanaf een eilandje in de Seine gaat het
lopend over de Pont de l’Archeveche naar de achterkant van de Notre Dame. Onder
een boom in het parkje achter de kerk stop ik om te eten en mensen te kijken.
Dan vervolg ik mijn weg langs de
Notre Dame,
tussen de mensenmassa voor de kerk
door en langs de Conciergerie. Via de Pont Neuf verlaat ik het eilandje in de
Seine en sla linksaf langs het enorme Louvre, met een korte stop op de
binnenplaats want de glazen piramide moet je gezien hebben, en de Jardin des
Tuileries. Daarna volgt één van de hoogtepunten van de trip; vanaf de Place de
Concorde de gehele
Aveneu des Champs Elysées
over tot aan de Arc de Triomphe. De
drukte valt eigenlijk best mee. Dat zal vorige week wel anders zijn geweest:
toen was hier de finish van de Tour de France. Ondertussen wordt ik tijdens het
maken van een foto nogmaals als Nederlander herkent aan mijn Rabo-broek.
Het rondje om de Arc de Triomphe is op zondag makkelijk te nemen; de meeste tijd
rijden er bijna geen auto’s. Let wel; de meeste tijd! Net als ik voor de Avenue
de la Grande Armée langs kom, stormen de auto’s daar drie rijen dik de rotonde
op. Met enig kunst en vliegwerk steek ik daar zonder kleerscheuren tussen door.
Als ik bekomen van de schrik, aan de buitenrand van de rotonde sta en opzij
kijk, is al het verkeer op de rotonde weer verdwenen.
Na de rotonde voor 11/12 genomen te hebben, gaat het rechts, dan de Seine over
en naar de Champs de Mars. Hier sta ik tussen de Ecole Militaire en de
Eiffeltoren. Uiteraard ook hier niets dan toeristen en bussen. Natuurlijk pak ik
hier ook nog even de Avenue Gustave Eiffel. Je fiets dan langs de voeten van de
Eiffeltoren. Dan zie je pas echt de afmetingen van die ijzeren gigant. Ik kruis
de Seine voor de laatste keer via de Pont d’Lena. Op de brug proberen een aantal
heren geld te ‘verdienen’ met ‘balletje-balletje’. Eén, twee spelletjes en het
matje wordt opgerold en ze lopen verder om 50 m verderop het ritueel te
herhalen. Omdat het bij het Palais de Challot al net zo druk is als elders, rij
ik direct door naar de laatste stop in Parijs;
het Bois de Boulogne.
Dit bos
midden in Parijs, met een afmeting van circa 2,5 bij 3,5 km, is een oase van
rust. Je kunt er rond fietsen zonder de stadsdrukte te horen. Dit komt vooral
omdat op zondag een aantal grote wegen door het bos afgesloten zijn voor het
autoverkeer. Er fietsen en joggen vele Parijzenaren en Parisiennes. Na het bos
doorkruist te hebben, zoek ik de Seine weer op. Het weer begint te veranderen;
de wolken krijgen de overhand en de wind haalt aan. Tijd om terug te keren. Met
de wind in de rug en een paar regensputters op het gezicht, gaat het in een vlot
tempo richting St. Denis. Alleen al die stoplichten, die drukken het tempo
aardig. Net als ik Montmorency omhoog rij, komt de zon er nog even door. Ik zie
nog even iets anders dan bebouwing als ik langs St. Brice en Piscop naar
Ezonville rij. Nog 2 korte stukjes omhoog en ik ben terug bij het hotel.
Terug naar het noorden
Na een lange nacht met veel regen begin ik vandaag aan de rit terug naar het
noorden. Ik ga helemaal de goede kant op; in het zuiden is het grijs en bewolkt,
in het noorden blauwe lucht en zon. Ik vertrek in noordoostelijke richting. Het
golft rustig op en neer. Nu eindelijk de wind eens in de rug en de scheidslijn
bewolking-zonnig ongeveer recht boven mij. Even moet ik nog aan “Henk van’t Lech”
denken als ik langs tientallen hoogspanningsmasten rij. Dan gaat het rustig
verder; er is nog veel te zien. Bij Puiseus-en-France besluit ik van de GPS
route af te gaan. Iets noordelijker ligt een rustiger weg. Helaas zijn de Franse
wegen niet op fietsers ingericht. Als ik op de N317 kom, wil ik links af, maar
dat mag niet. Er ligt een brede, hoge middenberm die linksaf slaan moet
voorkomen. Ik kijk links, dan rechts, en loop vervolgens de weg én de middenberm
over. Waarom niet een klein doorsteekje voor fietsers maken? De eerste stop is
bij de ruïnes van Abbey de Chaalis. Helaas is het geplande binnenweggetje dat op
de kaart staat afgesloten. Moet ik de volgende kilometers toch over de N330. Al
snel ruil ik de grote weg weer in voor een
mooi stuk binnendoor.
Helaas ontkom
ik er vervolgens weer niet aan een stuk over de D130 te moeten. Dit is een grote
weg met veel verkeer. Maar met de wind in de rug leg ik die drukke 12 km snel
af.
De weg naar Crépy-en-Valois is lang, recht, licht golvend en loopt tussen
eindeloze akkers door. In Crépy zoek ik de ruïne van de kerk op. Deze is lastig
te vinden, hetgeen een extra rondje door het dorp oplevert. Ook het vertrek uit
Crépy is lastig. Ik kom er met de GPS maar niet goed uit. Waarschijnlijk heeft
de GPS geprobeerd me via een wandelpad het dorp uit te sturen. In ieder geval
blijkt dat ik al fietsend iets verder het dorp uit moet; dan is alles plots
duidelijk. Als ik op zij kijk, zie ik een lange, hoge muur waar de huizen op
staan. Zo’n rotsheuvel had ik hier helemaal niet verwacht. Net als het volgende
weggetje trouwens. Die kan qua uitstraling net zo goed ergens in de uitlopers
van het hooggebergte liggen.
Daarna maakt de GPS het wel heel erg bont. Op het programma staan de ‘Ruines
Gallo-Romains’ van Champlieu. De weg die ik ingestuurd wordt, is volgens mij uit
de zelfde tijd als de ruïnes en vervolgens niet meer onderhouden. Vandaar dat ik
op goed geluk de eerst volgende afslag maar pak. Daar zie ik iets dat ieder
fietsershart sneller doet slaan! Letterlijk wel te verstaan. Het is aan helling
á la Diepe Hel; in 1,7 km gaat het 75 m omhoog met een piek van 15 %. Over een
mooi weggetje tussen de graanvelden door gaat het boven langs de heuvel. De
eerste ruïne is van een oude kerk.
De Gallo-Romaanse ruïnes verderop zijn de
overblijfselen van een Romeins theater met thermen aan de ene kant van de weg en
een tempel tegenover. Het is duidelijk middagstijd. De heren die het gras rond
de ruïnes kort moeten houden, pauzeren. Eén ligt languit onder een boom te
slapen, één lig in het theater in de zon en de derde kijkt maar een beetje om
zich heen. En die fietser, die zit aan de andere kant van het theater en neemt
een broodje en een banaan. Dan vervolg ik mijn weg door het Forêt de Compiegne.
Ik zit hier maar een klein stukje van de route van zaterdag en weer moet ik in
het bos omrijden omdat de GPS een ongelukkige keuze maakt.
Via St. Jean-aux-Bois, een echt schitterend dorpje midden in het bos,
Vieux-Moulin, mag er ook best zijn, gaat het naar de Ainse, met grote huizen en
prachtige tuinen aan de rivier. Als laatste stop is de ruïne van de Prieure de
Ste Croix gepland. Het gaat eerst 300 m door een
slecht zandpad
waar deels
gelopen moet worden, om er dan achter te komen dat er vrijwel niets te zien is
vanwege een hoge muur. Het is privéterrein. Het zal bij het kasteel horen dat
hier ligt. Terug bij de weg zie ik bij het meertje wel een inrit, maar geen
kasteel. Die zie ik een eindje verder wel even tussen de bomen door boven op de
heuvel links. Dan gaat het door een haarspeld omhoog. Nu heb ik rechts weer
graanvelden en links een muur, en nog meer muur, en nog maar eens muur.
Eindelijk bereik ik de tweede inrit naar het kasteel. Het is echt zo’n oprijlaan
waar je niet halverwege zonder benzine wilt komen te staan. Het is circa 2,5 km
tot aan het kasteel. Nu is het nog maar een klein stukje tot Noyon; het eindpunt
van deze etappe.
Veel ‘Frans vlak’
Vandaag heel afwisselend terrein. Vanuit Noyon neem ik een mooie route
binnendoor. Vanaf het ogenblik dat ik de D1032 afdraai, gaat het een
heuvelachtig gebied in. Nu eens mooie, compacte heuvels. Het gaat continu iets
op en neer, meer op dan neer trouwens, en de weg is bijna nooit recht. Achter
elk heuveltje en elke bocht is het uitzicht weer anders. Bosranden, weilanden,
akkertjes met gerst of tarwe, mais, bieten. Telkens een nieuw, ander uitzicht.
Na Maucourt wordt het iets weidser. Nog geen 10 km verder, na het oversteken van
het Canal de St. Quentin, verandert het terrein echt. Het gebied gaat over in
lange, glooiende hellingen.
Met een flinke wind in de rug gaat het slingerend
van dorpje naar dorpje om St. Quentin heen. Dan bereik ik het gebied waar de
dorpen iets verder uit elkaar liggen, de wegen redelijk rechts zijn, op de kaart
tenminste, en de hellingen nog langer zijn. De omgeving verandert niet meer in
grote lijnen, hooguit nog in detail. Dan is het honderden meters een akker met
tarwe, dan is het gerst, afgewisseld met zo nu en dan het groen van mais of
bieten. Vele hectares, soms wel tientallen per akker. In een laagte is het soms
maar één kleur met een paar scharkeringen om me heen. Op een hoogte is het een
weidse lappendeken van verschillende kleuren.
Van het Canal de St. Quentin tot Bohain-en-Vermandois heb ik de alternatieve
route van Parijs - Roubaix gevolgd. Nu gaat het ‘toeristisch’ verder. Ik buig
meer naar het westen om een ruïne te bezoeken. Ik merk dat ik in deze richting
duidelijk minder profijt van de wind heb. Vooral als ik een stukje zuidwest rij,
moet ik aardig tegen de wind in trappen. Dan volgen twee dorpjes die eigenlijk
alleen maar uit een paar grote boerderijen bestaan. Eén hiervan kun je steeds
haast kasteel of landhuis noemen. Hier zetelde vroeger natuurlijk de herenboer.
De laatste stop van de dag is bij de ruïne van de Abbay de Vaucelles. Nou ja,
ruïne, het meeste staat er nog gewoon. Maar het is wel een heel groot complex.
En aan de geestelijke gezangen te horen, is het nog steeds als klooster in
gebruik. Terwijl ik hier iets probeer te filmen, begint een pony, door het gaas,
aan mijn fietstas te sjorren. Na een sprintje en het verplaatsen van de fiets,
wordt het filmpje toch nog gemaakt.
Dan gaat het door naar Cambrai, de
overnachtingsplaats. Ik ben mooi op tijd bij het hotel, maar de deur zit op
slot. Gelukkig komt er een echtpaar aanrijden, die hier ook logeert. Zij belt de
eigenaar om binnen te komen, dus wordt ik ook geholpen.
Ik ben vandaag niet de enige fietser in dit hotel. Er verblijft hier ook nog een groep fietsers uit Engeland.
Zij zijn gestart in Parijs en zijn onderweg naar Brugge. De groep is van alle gemakken voorzien.
Alle bagage wordt vervoert in een grote bestelbus. Deze is ook voorzien van een kleine
werkplaats en doet dienst als fietsenstalling.
Dan nog iets over de geuren die je zoal oppikt op zo’n dag fietsen. Zoals de
karakteristieke geur van gemaaid graan, of een aardappelveld. Maar ook de geur
van koeien in de wei of een rottend dier langs de weg. Vandaag was er ook nog
twee keer de weeïg zoete geur van koekjes. Eerst passeerde ik Lu, daarna Nestle.
Tot slot de lucht van (vee)voer bij een grote fabriek van Royal Canin. Vergeet
ik haast een bekende lucht, die ik vandaag heb gemist; de grote hopen mest die
soms langs de weg liggen.
Terug naar de Hel
Mijn begin-eindpunt van de vakantie ligt hemelsbreed 40 km naar het
noordnoordoosten, maar vertrek ik in oostelijke richting naar Solesmes om Parijs
- Roubaix op te pikken.
Het zonnetje brand al lekker, het belooft warm te worden
vandaag. Ik heb al een mooie aanloop gehad als ik bij Vertain de eerste
kasseienstrook op rij. Deze strook valt helemaal niet tegen. Er groeit een
beetje gras in het midden, waardoor daar redelijk te fietsen is. De tweede
strook volgt binnen een paar kilometer. Langzaam, maar toch zwetend, wordt ook
deze strook overwonnen. Om niet in tijdnood te komen op de geplande lange rit,
besluit ik bij Artres een stukje af te snijden. Met een doorsteekje van 2 km
kort ik de tocht in met zo’n 8 km, waarvan 3,8 km kasseien. Scheelt alles met
elkaar toch snel 3 kwartier die nu aan het bekijken van de omgeving kunnen
worden gespendeerd. Het is immers vakantie!
De volgende 2,5 km,
direct vanaf het
bordje Querénaing tot in Maing, pak ik wel weer mee. In Maing tonen ze ook nog
eens dat men ook in de tegenwoordige tijd nog precies weet hoe de kasseien
moeten worden gelegd. Voor de begraafplaats langs is de weg geheel nieuw
bestraat; uiteraard met kasseien.
Nu pak ik weer de alternatieve route naar Bellaing om vervolgens het Bois
d’Arenberg nogmaals door te steken. Ik besluit vandaag nog één strook kasseien
mee te pakken. De 1,4 km voor Boursignies. Ik rij een heel mooi weggetje, maar
vind geen kasseien. Ik heb de GPS-route toch kennelijk niet helemaal goed
uitgezet. Maar ja, het gaat soms ook om weggetjes die zo klein zijn dat ze
helemaal niet op de kaart staan. Als je dan gokt op de weg die wel op de kaart
staat, kan het gebeuren dat je toch net het verkeerde weggetje hebt gepakt.
De dag wordt weer afgesloten met een toeristisch tripje. Via St. Armand, mooie
kerk met veel beeldhouwwerk, en een bosweg, zoek ik de weg naar het kasteel
l’Hermitage. Volgens de kaart zou ik daar rond om heen moeten kunnen fietsen. De
oprit naar het kasteel klopt in ieder geval. Als ik voor het hek van het
verlaten kasteel sta, blijkt er ook inderdaad een weggetje naar links te lopen.
Ik rij langs de slagboom en toer over een bosweggetje met veel rommel op het
asfalt. Hier mogen geen auto’s komen, dus wordt de weg ook niet schoon gereden.
Na het rondje kasteel gaat het door naar de kerk van Peruwels en zoek ik de weg
langs het kerkhof. Het was dit weggetje, of vanaf het kasteel de zelfde weg
terug rijden. Alleen, wat doen al die auto’s met een Belgisch kenteken hier
langs de weg? Bij het bestuderen van de kaart zie ik het: de muur om het
landgoed van daar net, links van de weg, vormt de grens tussen Frankrijk en
België. Ik rij, tijdelijk, door België. Het gaat snel Frankrijk weer in. Dan
toer ik terug naar het hotel waar de hele reis is begonnen. Met temperaturen van
27 °C in de schaduw, heb ik het wel gezien voor vandaag. De fiets wordt in de
auto geparkeerd en ik meld me bij de receptie. Nu alleen Roubaix nog.
De finish van de Hel
De weersvoorspellingen voor vandaag zijn niet echt goed te noemen. Eerst is het
bewolkt, maar tijdens het ontbijt zie ik toch de zon. Vol goede moed begin ik
aan de laatste rit richting Orchies. Uiteraard gaat dit via een andere route dan
vorige week. Bij Orchies moet ik eerst een eind over de stoep; ze zijn de weg
aan het asfalteren. Je zou er de handen aan kunnen warmen, zoveel warmte straalt
het asfalt uit. Iets verder kom ik even met de route aan het zoeken. Het gaat
langs een industrieterrein en dan de kasseien op. De kasseienstrook loopt direct
achter de bedrijven langs. Dan draai ik van het industrieterrein af en gaat het
de snelweg over richting langste strook van de dag. Dit wordt 2,6 km stuiteren
over de D12 naar Bersée. De ruïne die daar ergens zou moeten liggen, zie ik
echter nergens. Omdat de dag met 134 geplande kilometers, met daarin 19 km
kasseien, wel erg lang dreigt te worden, snij ik bij Bersée een stuk af, er
blijft nog genoeg over. Met de doorsteek win ik 5 km, waarvan 1,7 km kasseien.
Als ik de route weer op pak, gaat het ook direct de kasseien weer op. Het weer
wisselt, dan weer breken de wolken, dan trekken ze dicht en zou er zo een bui
kunnen vallen.
Dorpje na dorpje komen voorbij. Daartussen allerlei velden. Het is hier niet zo
grootschalig als verder naar het zuiden. Vandaar dat alles sneller wisselt. Ik
kom zelfs lang een molen,
de Moulin de Vertain,
gelegen aan een kasseienstrook.
Bij Cysoing snij ik nogmaals een stuk af. Dit keer levert het meer op: de winst
is 7 km totaal waarvan 6,3 km kasseien. Heb ik totaal toch ongeveer 12 km minder
te rijden met 10 km minder kasseien.
Het gaat ondertussen aardig richting Lille. Als ik omhoog kijk, lijkt er zo een
bui te komen, maar het gaat goed. Ik ben blij dat het droog blijft. Bij regen is
het niet alleen stuiteren, maar ook glibberen. Op de voorlaatste kasseienstrook
van 1,4 km, van
Willems naar Ham,
begint het toch licht te druppelen. De
kasseien glanzen net van het vocht, maar het blijft bij deze paar druppels. Toch
heb ik nu al het idee dat de stenen gladder zijn. Als ik de strook af ben, stop
ik even bij het monumentje dat herinnert aan de Parijs - Roubaix zege van Hennie
Kuiper in 1983. Later gaat het via een klein fietstunneltje, daar past Parijs -
Roubaix nooit door, onder de autoweg door Ham in. Dan is het de GPS en de pijlen
PR volgen richting Velodrome; de finish.
Ik ben er eigenlijk nog net iets eerder
dan verwacht. Daardoor mis ik de laatste 300 m (ceremoniële) kasseien. Dit stuk,
waar elke renner van Parijs - Roubaix sinds 1896 zijn eigen tegel heeft, rijdt
als een zonnetje. De steentjes liggen er heel strak in.
Nu de tocht volbracht is, gaat het via een ommetje terug. Je kunt de volgende
berg al op grote afstand ten noorden van Tournai zien liggen; zo alleen in de
omgeving. Ik rij langs de flanken van de berg tot ik de juiste afslag bereik.
Dan gaat het links en begint de klim. De zon brandt weer goed en de helling
houdt maar aan. Dan schakel ik maar eens terug. Op deze klim is er geen meter
rust. Meter na meter schuift langzaam aan mij voorbij. Dan uiteindelijk, na
menig zweetdruppeltje, zie ik in de verte het bord. Ik zet nog een keer aan en
bereik eindelijk de top en het bordje van de
Col de la Criox Jurabu.
Weer een
col gehaald. Al is deze maar 99 m; overdrijven is ook een kunst. Op de top naast
de col staat nog de kerk Mont St. Aubert. Deze is met 145 m nog net iets hoger
dan de col. Het zit er bijna op. Via kleine weggetjes gaat het naar Tournai,
even de stad in, en langs de Escaut er weer uit. Langs steengroeves, een ruïne,
een kasteeltje bij Antoinne en een militaire begraafplaats met slachtoffers uit
WO II gaat het naar de laatste stop; de monoliet bij Brunehaut. Hier liggen ook
de laatste meters kasseien. Dan zit het er echt op. In 8 dagen zijn 919 km
afgelegd. In de route zat 38,1 km aan kasseienstroken. Hierbij is de Trouée
d’Arenberg maar één keer meegeteld. Daarmee heb ik niet alle kasseienstroken van
Parijs - Roubaix gezien, dat horen 50 km te zijn, maar ik heb wel bijna 80 %
gezien. Ik kan dus eerlijk zeggen dat ik weet wat Parijs - Roubaix is. Verder
was het een vlakke vakantie. Nou ja, vlak? Het was “Frans vlak”. Per dag maakte
ik tussen 460 en 950 m hoogteverschil met een totaal van 5140 m. Alles behalve
vlak dus. Maar ik heb geen enkele dag, ook met de 950 m niet, het idee gehad dat
ik moest klimmen.
Al met al was de vakantie een groot succes. Veel gezien en heerlijk gefietst.
Dat trekken van hotel naar hotel geeft toch de mogelijkheid een groot gebied te
bestrijken. Dus geen noodzaak om volgend jaar vanuit een vast hotel te gaan
fietsen.
Uiteraard zijn lang niet allle gemaakte foto's in dit verslag opgenomen.
Daarvoor was het aantal van ruim 500 natuurlijk te groot. Een selectie van alle
foto's is te vinden via mijn pagina met
fotopagina's. Men kan dan alle foto's vanaf een pagina bekijken, of
gekoppeld aan Google Maps. In dat geval kun je precies zien waar welke foto is
gemaakt.
(c)2012, Henk Luggenhorst