Drei Länder Urlaub

Zoals elk jaar sinds 1986, ben ik ook dit jaar weer met de fiets op vakantie geweest. Niet dat ik met de fiets op vakantie ga, ik ga met de auto, maar ik heb gefietst tijdens de vakantie. Dit jaar stond het drie-landengebied Oostenrijk - Zwitserland - Italië op het programma. Nu ga ik jullie niet vervelen met een volledige beschrijving van alle dagen, maar zal ik proberen de leukste zaken, tochten, gebeurtenissen en dergelijke te beschrijven.


De rit naar Oostenrijk was, uiteraard, niet veel bijzonders. Door Duitsland naar het zuiden, bij Füssen - Reutte de grens over, over de Fernpass en het Inndal in. De eerste uitvalbasis Nauders werd bereikt door het dal te verlaten langs een steile rotswand. Na een smalle kloof kom je vervolgens in het skigebied van Nauders am Reschenpass. 

Op vrijdag zou ik de route van de Drei Länder Giro gaan verkennen. In omgekeerde richting wel te verstaan, want ik heb er een hekel aan om een weg twee keer in de zelfde richting te rijden. Het weer valt tegen, temperatuur is aardig maar het is betrokken. Goed, dat was de eerste fout deze vakantie. Ik steek de Norbertshöhe over en duik Zwitserland in. Over een zeer lange, rustige klim gaat hetUitzicht vanaf de Ofenpass richting Ofenpass. Slechts op een aantal plekken gaat het pakweg 10 % omhoog, de stukken zijn echter niet echt lang. Totaal is het 65 km hoofdzakelijk klimmen om van 1035 m naar 2149 m te komen. Dan omlaag Val Müstair in en achter Mustair Italië in. Lekker weer, niets aan de hand. Dan het laatste stuk van de dag, vanuit Mals de Reschenpass omhoog en terug naar Nauders. Op de fiets vanuit Mals lijkt dat niets; tweede fout van de dag. Het klimmen gaat moeizaam, heel moeizaam. Pas later realiseer ik me dat het toch altijd nog bijna 21 km (waarvan 10 km vlak) rijden is, met 500 m hoogteverschil. Die eerste dag was toch best zwaar. Oh ja, voor ik het vergeet: die eerste fout van de dag. Ik kan de rest van de vakantie genieten van twee zwaar verbrande schouders, vooral de rechter (zuidzijde) is uiterst gevoelig. 

Aangezien de lange route van de Drei Länder Giro gepland staat voor zondag, wordt op zaterdag de Stelvio verkend. Uiteraard weer in omgekeerde richting. De start is dit keer in Glurns, Italië. Ik pik de route voor morgen al vast op, de borden staan er al. Vanaf de splitsing naar Sankta Maria im Müstertal is het 14 km (490 m hoogte) fietsen in 50 minuten. Ik rij een stukje de Umbrail omhoog en stop om te eten. Bovendien wil ik het weer even afwachten; in het dal richting Italië regent het. Het lijkt goed te gaan, dus ik fiets door. Het eerst stuk stijgt tot 14 %, daarna wordt het iets beter. Ik passeer een cafeetje en spontaan houdt het asfalt op. Voor dit gedeelte werd in de beschrijving van de toertocht al gewaarschuwd. De volgende 3 km gaat omhoog door het gravel. Op zich is hier best te fietsen. Aan het eind van het onverharde deel stop ik weer. Het is fris en het Gamex-jack moet aan. Wanneer ik achterom kijk, blijk ik toch een beste klim over het gravel achter me te hebben. Dat wordt morgen een rot stuk om af te dalen. Ik rij door naar de pas (2501 m), maak het bekende fotootje en ga snel verder. 

De hotels op de Stelvio lijken ondertussen bedrieglijk dicht bij. Toch is het nog 3,5 km en 257 m hoogte tot de top. Het begint hier iets te regenen. Het is erg fris. Geen wonder want ik zit op sneeuwhoogte. Op de pas (2758 m) is het best druk. Overal staan dik ingepakte wielrenners, auto's en er lopen skiërs. Door de lage temperatuur is het hier alles behalve aangenaam vertoeven. Afdaling van de Stelvio Bovendien komen de regenwolken zo ongeveer op ooghoogte voorbij drijven. Met de regenjas aan gaat het omlaag. Op naar de 48 bochten! Na een paar bochten begint plotseling mijn achterrem te schokken. Het zal toch niet waar zijn?? Ja hoor, de achtervelg kapot; gescheurd. Nu had Ab me vorige week al gewaarschuwd dat de velg slecht was, maar zo slecht? Het wiel was net nagekeken en helemaal opnieuw gespaakt. Waarschijnlijk een combinatie van zwakke velg, nieuwe strak gespannen spaken en zwaar rennen. Het gevolg is wel dat ik op alleen de voorrem nog 1600 m, hoogte geen afstand, moet dalen. Weer twee bochten verder: de voorband lek; plak los gelaten door de hitte van het vele remmen. 

Met veel moeite rij ik door een schitterende omgeving terug naar de auto. Ik rij naar Nauders en wijzig daar direct mijn inschrijving voor de toertocht; het moet leuk blijven dus ga ik nu toch maar voor de korte afstand. Deze is altijd nog goed voor 137 km en 2020 hoogtemeters. Terug bij het hotel moet er gesleuteld worden. Zonder achterwiel geen toertocht of vakantie. Gelukkig heb ik een oud, maar bijna ongebruikt, achterwiel in de auto liggen. De banden worden gewisseld en er gaan een complete set tandwielen op. Het wordt wel oppassen want ik ga nu, zonder de derailleur bij te stellen, van een 8-fits naar een 7-fits wiel. 

De grote dag is aangebroken. Omdat ik de korte afstand rij, kan ik 'uitslapen'. Het vertrek is pas om half negen. De eerste kilometers over de Rechenpass gaan prima. Van Glurns naar Sta. Maria merk ik al dat het een zware dag wordt. Met de wind tegen heb ik nu bijna een uur nodig tegen 50 minuten gisteren. Op de rust in Sta. Maria hoor ik hoe zwaar het op de Stelvio was; absoluut geen pretje met slechts 3 graden! Ook van Sta. Maria naar de Ofenpass heb ik een rot wind tegen. Alleen op het steile gedeelte valt de wind mee. De Ofenpass wordt ruim op tijd, 12:10, bereikt. Hier is het zo fris dat, behalve het jack, ook de regenjas aan moet. Terwijl ik een boterham eet, wordt een mederenner met onderkoeling in een auto geladen. Nu is het bijna 65 km hoofdzakelijk dalen. Dat lijkt leuk, maar is met 65 km tegenwind niet altijd even prettig. Na 7 uur en 25 minuten fietsen bereikt startnummer 621 de eindstreep. Er gingen mij 271 heren op een racefiets voor op deze afstand, maar er moesten er ook nog 10 volgen. Totaal zijn er 1898 deelnemers over de streep gekomen, waaronder 3 Nederlanders. Guillaume Blom had slechts 4:59 nodig voor de korte afstand, Jan Blom deed er bijna 7:53 over. 

Over maandag valt weinig te vertellen. Het Kaunertal is een doodlopende weg met aan het begin een hellinkje van 14 en later nog een keer 18 %. Dinsdag is 'leuker'. Als ik uit bed kom, regent het. Eerst geeft de thermometer voor het hotel 8 graden aan, na het ontbijt 7. De wolken hangen laag en de sneeuwgrens is gedaald naar 1800 m. Ik ga dus maar wandelen in Italië. Na de middag klaart het iets op, dus besluit ik alsnog de gehele Reschenpass te beklimmen. Hiervoor fiets ik eerst naar Zwitserland, nou ja, net niet. Door het niemandsland naar de Oostenrijkse grens en de voet van de klim. Vanaf de brug is het nu 15 km en 513 m klimmen tot de pas. Wel stom werk eigenlijk want na 11 km kom ik voor het hotel langs. Maar goed, deze pas is nu ook van de noordkant beklommen. 
De volgende dag verkas ik naar Samedan, Zwitserland. Dit dorp op 6 km afstand van Sankt Moritz is de uitvalbasis voor de komende 5 dagen. 

De eerste rit hieBerninapass, 2328 m.r zal ook de mooiste worden. Bij een temperatuur van amper 10 graden gaat het in lange broek en jasje de Berninapass (2328 m) omhoog. Zolang ik maar doorfiets gaat het wel, maar tijdens de stops is het wel erg fris. Geen wonder, want vanaf circa 1800 m ligt de verse sneeuw van de laatste paar dagen nog langs de weg. Bij de afdaling aan de zuidzijde moeten regenjack en winterhandschoenen aan, anders is veel te koud. Het ergste komt nog: de zelfde kleding is nodig om, met tegenwind, de Forcola di Livigno te beklimmen. Op de pas (2315 m) ligt nog een best pak sneeuw. Genoeg om de fiets zo ongeveer recht op in te parkeren. We hebben het hier over een zomervakantie, er ligt hier genoeg sneeuw om te langlaufen! Na een lange afdaling naar Livigno, een belastingvrij staatje in Italië, en een vlak stuk langs een meer, komt een kritieke etappe van 3 km. Van de Lago del Gallo naar Punt la Drossa ligt een tunnel; 3 km lang, 100 meter Forcola di Livigno, 2315 m aflopend en geregeld met verkeerslichten. Ondanks het bord "Verboden voor fietsers", mogen fietsers toch op eigen risico gebruik maken van de tunnel (informatie plaatselijke douane). Ik ga achter de laatste auto de tunnel in, schakel een paar keer bij en rij met een gangetje van 35 tot 38 km/uur door de redelijk goed verlichte tunnel. Toch red ik het niet; een paar honderd meter voor het eind komen de auto's me al weer tegemoet. Dan maar hobbelend en stuiterend langs de kant verder. Maar ik kom heelhuids over. De rest van de rit is heel mooi om te fietsen, maar saai om te vertellen. 

De weersverwachtingen zijn niet best: kans op buien en fris. Ik twijfel welke rit ik ga fietsen, maar besluit toch de Julierpass en de Albulapass te bezoeken. Deze passen waren eigenlijk in een rondrit via een noordelijk dal gepland. Gezien het weer durf ik dit niet aan en besluit beide passen van de zelfde zuidkant te rijden. Eerst maar de Julierpass omhoog. Aan de voet van de klim begint het iets te druppelen. Hogerop regent het zoveel dat het regenjack aan moet. Toch wordt het nog weer droog. Na 6 km en 470 m wordt de pas van 2284 m bereikt. Op de terugweg droog ik iets op. De auto's hebben sporen droog gereden. Het gaat weer door St. Moritz, voor het hotel langs en door naar La Punt. Hier begint de 7,5 km lange klim naar de Albulapas op 2312 m. Het hoogteverschil is dit keer 625 m. Weer begint het aan het begin van de klim te regenen. Alleen wordt het dit keer niet minder, maar meer. Met een aardige wind tegen gaat Albulapass, 2312 m het moeizaam omhoog. Eigenlijk is het gekkenwerk met dit weer. Het laatste stuk zit het helemaal dicht. Toch heeft het wel iets die regen, gure wind en verse sneeuw naast de weg. Boven schuil ik achter het restaurantje. Er is een klein hoekje waar ik net droog blijf. Voordat ik terug rij, offer ik twee plastic tassen op voor droge voeten. De voeten gaan in de tassen en de open einden duw ik in de broekspijpen. Wanneer ik de fiets pak is de regen overgegaan in natte sneeuw. Wat ben ik nu blij dat ik met tegenwind heb moeten klimmen. Je zou hier maar met tegenwind en natte sneeuw af moeten dalen! 

De volgende dag besluit ik de Malojapass te beklimmen. De vraag is alleen waar te beginnen zodat ik kan zeggen dat ik de pas beklommen heb. Vanaf de laatste afslag naar een andere pas? Daar waar het echt vlak wordt? Dat is te gek want dat zou ook in Innsbruck, 193 km verderop, kunnen zijn. Om het een beetje spannend te maken, start ik de beklimming in Susch (1438 m) aan de voet van de Füelapass. Oftewel ik rij eerst 33 km het dal in en draai daar. Vervolgens passeer ik de afslagen naar de Ofenpass, de Albulapass, de Berninapas en de Julierpass. Uiteraard kom ik voor het hotel langs en rij voor de zoveelste keer door St. Moritz. Na een klim van 56 km wordt eindelijk de pas bereikt. Het lijkt een enorme klim, maar schijn bedriegt. Vrijwel alle leden van de WVH kunnen deze tocht rijden. De Malojapass is slechts 1815 m hoog. Het hoogste punt van de rit, zoals ik die heb gereden, was niet op de pas, maar even achter St. Moritz. Hier zat een punt van circa 1845 m. Totaal hoogteverschil: pakweg 500 m. Onze clubrit in Duitsland is een stuk zwaarder! Alleen jammer dat de temperatuur amper boven 10 graden kwam.

De laatste twee dagen heb ik geen spectaculaire tochten gereden. Wel waren er mooie weggetjes in de omgeving van St. Moritz. Zo is Val Fex een echte aanrader. Ook Val Roseg en Val Bever zagen er veelbelovend uit. Alleen het asfalt ontbrak. Ook vermeldenswaardig, maar buiten het 'fietsgebied', is de British Classic Car Meeting. Elk jaar in St. Moritz, meer dan 150 auto's, allemaal van Britse herkomst. De oudste was een Rolls Royce uit 1913. 

Henk Luggenhorst

Copyright, Holten, 2000