Op weg naar de Stelvio

Een droom wordt werkelijkheid

Dit jaar stond voor mij een vakantie in de Dolomieten op het programma. Hoofddoelen van de vakantie zouden de beklimmingen van de Paeso di Stelvio (2758 m), de Passo di Gavie (2621 m) en Passo Nigra (1688 m) moeten worden.

 

De voorbereiding

Nadat ik eindelijk een goede gedetailleerde kaart van de omgeving had, kon het uitzetten van de routes beginnen. Al snel werd gekozen voor Bormio (1225 m), gelegen tussen de Stelvio en de Gavia, en Bolzano (266 m) als startpunten. Vanuit Bormio zou 4 dagen en vanuit Bolzano 5 dagen worden gefietst. Bormio biedt ook niet veel meer mogelijkheden. Bolzano biedt de mogelijkheid om routes van verschillende lengtes en zwaartes te bedenken.

Tijdens het uitzetten van de overige routes heb ik mij tevens laten leiden door het artikel "Welke klim is het zwaarst" uit ’Fiets’, nummer 7 van 1995. Hierin is een lijst opgenomen van de 110 zwaarste beklimmingen die ooit in de Ronde van Frankrijk, Zwitserland en Italië opgenomen zijn geweest, Van de top 10 werden 6 beklimmingen in het schema opgenomen. Nummer 1 van de lijst (Galibier vanuit St. Jean de Maurienne) stond al op mijn ’erelijst’. Het voorlopige programma kwam neer op 1025 krn in 9 fietsdagen met daarin 17 passen en 1 skidorp. Eerlijk gezegd twijfelde ik of het programma niet aan de zware kant was, want uit voorgaande jaren wist ik dat na ca 5 dagen hooggebergte de reserves aangetast worden en het echt moeilijk gaat worden. Ik zou het wet zien en had genoeg mogelijkheden om de routes vanuit Bolzano aan te passen.

 

De laatste weken

De laatste weken voor de vakantie moesten de puntjes op de i worden gezet. Daarbij werden verschillende resultaten geboekt. Sommige trainingen en tochten verliepen erg goed (Heerde), maar de laatste grote test (Lonneker) was ik niet tevreden. Ik had weliswaar de eerste 100 km er flink aan getrokken, maar het verval op het laatste stuk was te groot. Het machtsvertoon van mijn naarn- en plaats- genoot (35 km/u terug naar Goor) maakte het er niet beter op. Over het geheel genomen had ik echter het idee dat het conditioneel wel goed zat.

 

De eerste dagen

Op de heenreis kwam ik over de Stelvio. Dit gaf mij mooi de gelegenheid om de pas te bestuderen. Ik werd al moe bij het zien van die lange, smalle en vooral steile klim. Opnieuw kwamen de twijfels over het’ schema naar boven. Toen ik de volgende dag maar eenmaal op de fiets zat werd het langzaam maar zeker beter. Wat wel duidelijk een gemis was, was de afwezigheid van een goede inrijdag. Meestal wordt als eerste dag een niet al te zware rit ingepland om te wennen aan de andere manier van rijden. De eerste dag stond direct de Gavia op het programma, Het duurde twee dagen voordat de kuiten en een knie op de nieuwe situatie waren ingesteld.

 

De passen

De verhalen die ik had gehoord over de Dolomieten dat ze steil waren kloppen aardig Een zeer extreem geval daarbij is mijn derde hoofddoel, de Passo Nigra. De Nigra heb ik uit de lijst van de ’Fiets’ gehaald. Deze 18-km lange pas nabij Bolzano wordt gemaakt door een stuk van 2,3 km. Na 4,5 km klimmen volgt zo’n 800 meter waarin men 3x stijgingen van 20- 24% voor de wielen krijgt. Dit is op zich al zwaar maar de 1,5 km die daarop volgde waarin het hellingspercentage (soms ver) boven de 10% bleef deed mij bijna de das om. Dit is geen kuitenbijter, maar een kuitenbreker. De rest van de pas valt vervolgens (gelukkig) wel mee. De overige passen zijn niet zo extreem steil, maar stijgingen boven de 10% komen hier toch zeer vaak voor. Voor deze zware passen had ik speciaal 39x28 gemonteerd. De passen in de Dolomieten zijn wel erg tang. De toppen liggen ongeveer op dezelfde hoogte als de Apen, maar het startpunt ligt meestal lager. Hoogteverschillen van 1300 tot bijna 2000 meter moeten hierdoor overbrugd worden. Bij mijn vakantietempo van 700 tot 800 hoogtemeter per uur is dat 1,5 tot 2,5 uur klimmen. De passen zijn dan vaak zo’n 20 tot 30 km lang. Een zeer lange pas is de Passo di Pénnes. Na 50 km klimmen bereikt men pas de top. Het eerste deel loopt door een zeer smalle kloof waarbij men door veel tunnels moet. Vervolgens volgt een lang stuk vals plat omhoog. Het venijn zit in de staart als men in de laatste 9 km nog 700 meter omhoog moet. Daarna kreeg ik pas de mogelijkheid om mijn dagmaxirnum van 26 km/u flink op te schroeven.

 

Stelvio

Hoofddoel, de Stelvio, kan van 3 kanten beklommen worden. Hierbij wordt de noordzijde als de zwaarste kant gezien. Ik had een volledige beklimming van alle drie kanten in het programma opgenomen. De klim van de westzijde vanuit Zwitserland over de Umbrail heb ik niet helemaal volbracht door’ een regenbui. Bij de Umbrail moet men rekening houden met zo’n 3 km onverharde weg. Doordat de ondergrond goed vastgereden is valt er goed over te fietsen. De 24 km lange klim vanuit Prato, een hoogteverschil van 1847 m (gemiddeld 7,7 %), kent een relatief slap begin maar als hij eenmaal begint te klimmen, dan gaat het ook door tot de top. Aan de voet van de klim ziet men op een aantal parkeerplaatsen rijen met auto’s met fietsendragers van renners die ’even’ de Stelvio op gaan, Het was een warme dag dat ik naar boven reed, maar rond de top hing een dikke bui. De laatste 7 km begon het iets te regenen. Terwijl andere renners een regenjasje aantrokken ging ik in mijn ’noodweershirt’ door tot de top. De verkoeling zorgde voor een verlichting van het laatste stuk. Dat ik vervolgens over een nat wegdek moest afdalen was minder prettig. Een foto van het monument van Coppi mocht (uiteraard) niet ontbreken.

 

San Leonardo in Pass

Een dag heb ik de auto vanuit Bolzano meegenomen richting San Leonardo. Vanuit deze plaats kan men twee passen op: Passo di Monte Giovo (Jaufenpass) (2099 m) en Passo di Rombo (Tirnmelsjoch) (2509 rn). Hoewel beide passen in dezelfde plaats beginnen zijn ze totaal verschillend. De 20 km-lange Monte Giovo kent een zeer constant stijgingspercentage van 7,2%, ideaal voor klimmers die op ritme omhoog gaan. De 30 km-lange Rombo kent een zeer grillig verloop. Na een relatief makkelijk begin volgt een stuk met sterk wisselende stijgingen. Vervolgens komt een stuk met een paar kilometer nagenoeg vlak. Men heeft een schitterend uitzicht op een gletscher en het steile deel met haarspeldbochten. De laatste kilometer is weer nagenoeg vlak. Men moet dan door een 555 meter lange, onverlichte tunnel. Dit is waarschijnlijk tevens de reden dat de Rombo verboden is voor fietsers. Net als de Italianen die daar rond fietsten heb ik op een of andere manier de borden hiervan niet gezien.

 

De tunnels

Op vele plekken komt men door tunnels en galerijen. Rond Bormio waren alle tunnels onverlicht, terwijl rond Bolzano zowel verlichte als onverlichte voorkwamen. Bij korte tunnels is dat niet zo’n probleem maar ik heb onverlichte tunnels gehad van zo’n 500 meter (Gavia-zuid- zijde, Rombo-zuidzijde). De automobilisten doen de lichten wel aan maar een gevoel van "Ziet hij me of ziet hij me niet?" hou je altijd. Vooral de tunnel op de Gavia met een bocht er in vond ik niet prettig. Ik hoorde achter mij een auto de tunnel inrijden terwijl ik nagenoeg op het donkerste stuk zat en vlak bij de bocht was. Een ander minder prettige ervaring waren de tunnels waarin geen asfalt, maar kasseien liggen. Vooral als men met een flinke vaart in de afdaling zo’n onverlichte tunnel induikt, wordt men even goed door elkaar geschud.

 

De afdalingen

Afdalen in de Dolomieten is toch net weer even anders dan in andere streken. Doordat de wegen hier nogal eens vrij smal zijn is het rijden op de eigen weghelft absoluut geen garantie voor een veilige afdaling. Op sommige plaatsen is de weg zo smal dat een fietser en een auto elkaar al lastig kunnen passeren, laat staan twee auto’s. Zo heb ik op de Gavia 2x op dezelfde plek in de file gestaan. Twee auto’s kwamen elkaar tegen op een stuk waar ze niet normaal langs elkaar kunnen. Voordat er een achteruit kon, hadden andere auto’s deze mogelijkheid reeds geblokkeerd; een file is ontstaan. Vervolgens ontstaat een spel van langzaam vooruit, achteruit, spiegels inklappen en allerlei andere trucs om langs elkaar te komen. Als fietser kun je weinig anders doen dan wachten en eventueel aanwijzingen geven zodat ze elkaar zo snel mogelijk kunnen passeren. Zelf kun je er toch niet langs. Op nagenoeg alle passen ben je als fietser zijnde sneller dan de meeste auto’s. Op het moment dat er bussen of campers op het traject zitten, kun je helemaal de lol op.

 

Andere fietsers

Uiteraard was ik niet de enige fietser op deze passen. Naast Italianen ben ik een aantal Zwitsers en Duitsers tegen- gekomen. Nederlanders heb ik verder niet gesproken. Ik dacht wel een aantal keer met Nederlanders te maken te hebben (renners met Gazelle, Batavus, en Koga Myata fietsen, een renner met een Rabobankpetje), maar toch bleek het steeds buitenlanders te betreffen. Op de passen rond Bormio zag je meer renners met een AT8 dan met een racefiets. Rond Bolzano zag je weer meer racefietsen, Als je kijkt met welk tempoverschil je sommige ATB- ers voorbij rijdt, vroeg ik me wel eens af hoe lang zo’n renner over een pas zou doen.

 

Visioenen

Twee keer kreeg ik tijdens een beklimming van een pas visioenen. De eerste keer was dat direct de eerste renner die ik inhaalde. Ineens zag ik deze renner voor mij met een ’Coupe Pirata’ en een roze shirt. Ik werd echter snel uit de droom geholpen want gezien de snelheid waar- mee ik hem achterop kwam en inhaalde moest de bewuste toprenner beide benen wel gebroken hebben. Binnen 500 meter had ik hem al ingehaald, gepasseerd en was hij al weer uit het zicht verdwenen. Hij bleek trouwens toch nog enige begroeiing van boven te hebben. In de vakantie kwam vaker renners achterop met verdacht eenvoudige kapsels.

 

Het tweede visioen kreeg ik vlak voor de top van de Stelvio. In de regen dook voor mij een renner met een Telekom-shirt op. Onwillekeurig moest ik terugdenken aan de Touretappe naar Les Deux Alpes. Ook dit keer bleek het niet de bewuste renner te zijn.

 

Italiaanse steden

Naast het fietsen over de passen kwam ik ook met de fiets (en auto) in Bolzano en Bormio. Italiaanse steden zijn echte jungles waarin men moet zien te overleven. Tweewielers (met name scooters) schieten aan alle kanten langs de auto’s heen. Tijdens de spits wordt op vele kruisponten het verkeer geregeld door politieagenten. Maar toch ben je in deze gekte als voetganger zeer veilig op een zebrapad; daar hebben ze een heilig ontzag voor.

 

Gerrit Luggenhorst

 

Copyright, Goor 1998