Toeren langs de Côte d’Azur Wel zie ik voor het eerst een punt langs de weg waar je water kunt tappen. Zo’n
groene punt met een zwengel aan de bovenkant. Even goed zwengelen en er komt
water uit. Niet dat ik het absoluut nodig had, maar even verfrissen is wel
lekker. Alleen aan het geluid te horen, kan er ook nog wel eens water van boven
komen. Gelukkig lijkt de bui weg te trekken, want het gerommel verstomd
langzaam. Net voor Le Grande Caunet begint het dan toch iets te druppelen. Regen
is het nog lang niet te noemen, maar het verfrist wel. Als ik links richting
Col de l’Ange
In 2010 ben ik in verband met de Alpenetappe van de 100 Cols in Nice
geweest. Daar zie je langs de boulevard gewoon palmbomen staan. Dat zie je
anders nooit. Voor mij de reden om een keer terug te keren naar die omgeving.
Ruwweg was het plan: starten in de buurt van Marseille, dan door de heuvels naar
Nice, een rondje over Monte Carlo en via de kustweg terug. Na enig puzzelwerk is
La Bouilladisse, 20 km van Marseille, als startplaats gekozen.
Eerste etappe
Na het ontbijt worden de tassen voor het eerst weer aan de fiets gehangen.
Het is wel weer apart fietsen met die bagage. Ik rij omlaag en passeer een paar
rotondes. Dan gaat het onder de snelweg door en via een binnenweg naar Auriol.
Volgens Streetview is dat een heel mooi weggetje; dat klopt.
Alleen zie je op
Streetview niet dat het kort maar stevig omhoog gaat. Pas als ik de D560 kruis,
wordt het echt serieus. Nu merk ik ook hoe lastig het hier fietsen is. De
helling wisselt continu; dan weer steil, dan minder steil. Bovendien is het
asfalt niet erg vlak, het stuitert nogal. Continu draaiend en kerend gaat het
omhoog. Het klimmen valt niet mee. Het is klam warm en, omdat het continu tussen
de bomen door gaat, voel ik geen wind. Na 9 km zwoegen wordt de hoogvlakte
bereikt. Nu kan ik kilometers maken. Langzaam golft het iets omhoog. Niet te
veel, maar toch. Het is een bijzondere omgeving met kleine, oude bomen op de
rotsen. Na 8 km begint dan toch de afdaling richting Mazaugues. Het regent nu
een klein beetje en dat houdt aan tot de middag. Na een kort klimmetje gaat het
verder omlaag naar La Roquebrussanne. Hier kruis ik het parcours van de Tour de
France. De rotonde is al voorbereid op het gebeuren en de mensen zitten al langs
de weg te wachten. Voor mij duurt het veel te lang voordat de renners
langskomen.
Ik fiets door.
Achter Pignans begint de laatste verplichte klim van de dag. Het is lang klimmen
naar de top en ik heb geen idee hoe ver het nog is. De teller staat continu op
de gps. Er staan wel erg veel bochten op dat kleine scherm. Wederom is het
continu keren en draaien. Je hebt geen zicht op wat je nog moet. Het eerste uur
van de klim zie ik alleen de Post en 2 mooie, jonge meiden met een lang
meetlint. Wat zij daar deden, is me nog steeds een raadsel. Ik rij omhoog tot de
Notre Dame des Anges, op 780 m hoogte. Na een filmpje en een serie foto’s gaat
het omlaag. Weer continu keren en draaien. Je kunt niets overzien, dus ook niet
snel dalen. Het wegdek is er ook niet naar om snel te dalen; het stuitert veel.
Na een moeizame afdaling zie ik plots op de gps dat ik een afslag heb gemist. Ik
rij terug. Via een klein weggetje rij ik een dorp in. Ik zie nergens een
plaatsnaam. Wacht even, de naam van dat hotel links klopt. Daar moet ik zijn.
Maar ja, de hele dag nog geen klim met naam gereden. Dan maar door naar
Col de Babaou (414 m)
Nu kan ik gerust terug naar het hotel. De fiets mag in de
garage. De kamer is een ander verhaal. Ik heb gereserveerd, maar de eerste vier
kamers die geopend worden, zijn niet goed. De vijfde wordt het uiteindelijk.
Verder door de heuvels
Het belooft een mooie dag worden; de voorspellingen zijn 30 tot 32 graden en
veel zon. Direct vanuit het hotel begint het al te klimmen. Langzaam maar
gestaag gaat het omhoog.
Er is weinig bijzonder uitzicht, alleen heuvels met
veel bos. Na de top gaat het een mooi dal in. Duidelijk is te zien waarom het
hier altijd keren en draaien is. Het zijn allemaal korte uitlopers van heuvels
waar je langs draait. Bij een goed uitzicht stop ik. Hoog in de heuvels ligt
Monastère de la Verne en, tussen de heuvels door, aan de horizon, de Golfe de
St. Tropez. Voor het eerst is de Middellandse Zee zichtbaar.
De tweede klim van de dag, over de doorgaande weg omhoog naar La Garde Freinet,
is weer 9 km. Het stukje waar de gps me binnendoor wil sturen, sla ik over. Die
weg daalt eerst, om toch op de zelfde plek uit komen. Oftewel: korter, meer
hoogtemeters en steiler. Richting de eerste col gaat makkelijk, zo mooi boven
langs de berg. Op de Col de Vignon (352 m) wil de gps me het zand in sturen, dat
is korter. Ik dacht het dus niet.
De afdaling, met prima uitzicht op de heuvels en de zee, gaat weer direct over
in de klim. Mooi binnendoor gaat het omhoog naar de volgende col. Nou ja omhoog;
eerst 4 km klimmen, dan 6 km golvend boven langs de berg. De Col de Gratteloup
(225 m) passeer ik via een viaduct hoog boven de weg. Hier begint ook direct de
klim naar de volgende col en deze klim mag er zeker zijn. Wat bevat dat kreng
steile stukjes. Na een ruim 2 km bereik ik de
Col de Peïgros (340 m)
, die niet
op de kaart staat. De weg die ik wil volgen is alleen voor aanwonenden, niet
voor doorgaand verkeer. Het alternatief is een zandweg omlaag of terug. Ik rij
gewoon door. Het is een hele mooie weg, als je naar de natuur etc. kijkt. De weg
zelf was al jaren niet meer onderhouden.
Er zaten grote gaten in het asfalt,
soms was er gewoon even helemaal geen asfalt, dan weer was de laag zand op het
asfalt dikker dan het asfalt zelf. Opletten dus. Het uitzicht verandert ook. Ik
kijk nu richting Golfe de Frejus.
De Col de Valingarde (392 m) geeft wel mooi uitzicht. Eindelijk gaat het omlaag
naar het dal van de Argens. Achter La Bouverie begint de volgende klim in de
smorende hitte. Het is over 32 graden. Ik heb ondertussen één bidon helemaal
leeg en de tweede schiet hard op. Ik zou wel meer willen hebben, om iets te
kunnen koelen. Op een parkeerplaats zie ik een Nederlandse auto. Ik vraag of ze
een jerrycan met water hebben. Maar helaas, ze hebben alleen flesjes bronwater
en die wil ik niet gebruiken om te koelen. Zo erg is het nu ook nog niet. Na een
klein stukje klimmen daalt de weg; zo koel ik wel iets af. Beneden is een
picknickplaats aan de rivier. Hier vul ik een bidon om mee te koelen, dan kan ik
de rest gewoon opdrinken. De laatste klim omhoog over D562 schiet absoluut niet
op, zo in de hitte. Dan een laatste stukje omlaag en op zoek naar het hotel in
Peymenade. Het kaartje van Hotels.com op Internet blijkt niet te kloppen; dan
maar vragen. Ik moet terug naar de weg richting Grasse. Eindelijk bereik ik het
hotel. De fiets mag op het terras bij het zwembad. Maar het is al over vijven,
dus zwemmen komt er niet van.
Op naar Nice
De eerste twee dagen duurden de ritten steeds lang. Maar goed, dat was twee
keer 117 km en resp. 1900 en bijna 1800 hoogtemeters. Gelukkig was in de
voorgaande dorpen niet veel te zien. Vandaag is het anders. In Nice is veel te
zien. Dan is het zonde om pas om vijf uur aan te komen. Vandaar dat ik direct
naar Grasse rij.
Op de kaart navigeren door Grasse valt nog niet mee. In het
centrum wordt ik, al klimmend, ingehaald door een ATB’er; geen kunst, hij heeft
elektrische ondersteuning. Uiteindelijk staat dan toch Magagnosc op de borden.
Nu weet ik dat ik goed ben. Het klimmen is over gegaan in toeren boven langs de
berg. Op de gps verschijnt links de geprogrammeerde route in beeld. Het is bij
een rotonde gewoon een kwestie van de juiste afslag pakken en ik kan weer rijden
op de gps. Onder langs de kloof passeer ik eerst Le Bar en later Le Pont. Hier
zie ik halverwege de hoge bergwand de weg die ik in de lange route had zitten.
Dat moet ook een fantastische weg zijn. Maar ja, dat zit er met dit weer niet
in.
De volgende halte is Tourrette; een middeleeuws stadje met hele nauwe straten in
het oude centrum. Hier verfris ik me bij een bron. In Vence doe ik boodschappen.
Het brood was al op en de bananen gaan op, dus er gaan vier bananen, een brood,
wafels en een fles Yop mee. Via St Jeannet gaat het omlaag naar de Vars. Het is
hier heel druk, maar dat wist ik nog van drie jaar terug. Het is even puzzelen
hoe ik de brug overkom en hoe de route verder loopt. Een stukje omlaag is er de
keus: zal ik het doen of niet? Nog weer omhoog? Anders is het wel heel ver langs
die drukke weg. Dus toch naar omhoog. Het eerste stuk valt niet tegen. Ik heb de
wind iets tegen, dat koelt lekker.
Als de weg draait wordt het toch weer warmer. Bovenlangs de berg is het mooi
toeren. Hier geeft de gps aan dat het links gaat. Dat steegje is echter amper 2
m breed; zal wel verkeerd zijn. Pas een eindje later realiseer ik me dat het
toch de juiste weg was geweest. Dan maar via deze weg naar Nice. Om zeker te
zijn dat ik goed rij, stop ik de koers van de gps en start de navigatie naar het
hotel. Aan de boulevard langs de Middellandse zee is het wel even de kunst om
het fietspad aan de overkant te bereiken. De gps wil me uiteraard gewoon links
de 3-baans weg op hebben. Even voor voetganger spelen, dat werkt. Direct langs
het kiezelstrand gaat het richting centrum. Hier ben ik lang niet de enige
fietser. Als ik de kustweg weer moet oversteken, speel ik weer voetganger.
Eventjes slingeren i.v.m. eenrichting en het hotel wordt bereikt. Hier moet ik
eerst betalen voor de twee nachten, dan mag ik naar binnen. De fiets gaat de
trap af, de kelder in.
Na een korte rust en een douche wordt er nog ruim anderhalf uur gewandeld door
Nice. Het oude centrum en de
Colline du Château
zijn zeker de moeite waard.
Rondje Corniches
Vandaag rij ik de gehele Grand Corniche naar Menton. Deze weg is
bijvoorbeeld ook bereden door Cary Grant en Grace Kelly in de film ‘To catch a
thief’. Het is eerst 2,5 km door Nice. Gelukkig staan de Corniches aangegeven.
Eerst komt de Basse Corniche, dan de Moyenne Corniche en daarna de Grand
Corniche; alle drie rechtsaf. Als ik de drukte uit rij, begint het ook direct te
klimmen. Het gaat lekker omhoog. Ik fiets hier in de schaduw, toch staat hier om
8:45 al 23 graden op de teller. Dat kan nog leuk (warm) worden. Ook als de weg
naar rechts buigt heb ik nog steeds zo nu en dan schaduw. Dan, na 8 km klimmen,
bereik ik de eerste col van de dag, de Col des Quatre Chemins (327 m). Hier is
nog niet veel te zien, alleen een kerkje dat nu bij een huis hoort. Oh ja, en
een steil vervolg van de weg richting volgende col.
Nu wordt de weg pas echt mooi. Het uitzicht verandert spectaculair. In de verte
zie ik nog steeds bebouwing. Nu zijn het echter de kustplaatsjes langs de
Middellandse Zee. Ik kijk uit over een strak blauwe zee met kleine bootjes en
grote jachten. Het eerste wat ik zo zie, is St. Jean-Cap-Ferrat en de Golfe de
St. Hospice. Naarmate ik verder klim verandert de hoek waaronder ik het
schiereilandje zie. Veel verder naar het zuidwesten ligt het vliegveld van Nice.
Van hier af kijk ik bijna recht op de landingsbanen, die meer dan 10 km hier
vandaan liggen.
Bij een volgende stop, het zijn er vele, zie ik ook de
Moyenne Corniche
lopen.
Dat is vast ook een mooie weg, maar hij haalt het volgens mij niet bij deze. Met
het bereiken van Col d’Eze (512 m) blijk ik nog steeds niet boven te zijn. De
weg blijft klimmen. Alleen het uitzicht is nu anders. Richting Nice is een
bergruggetje in het zicht geschoven. Daarvoor in de plaats komt het uitzicht op
Monte Carlo
. Dat is van boven absoluut geen mooie stad; het is één en al
hoogbouw. Pas voorbij La Turbie begint de weg echt te dalen. Volgens mij ben ik
hier ook de derde col overgekomen.
Met weer een ander uitzicht, maar nog steeds de Middellandse Zee, gaat het
omlaag. Ik daal door tot in Menton. Daar zet ik de gps aan met de alternatieve
route geladen. Op die manier kan hij me netjes naar Monte Carlo leiden. Voorbij
Cap Martin gaat het hopeloos mis met de gps. De wegen liggen soms zo dicht
op/boven elkaar, dat je slecht kunt zien of je goed rijdt. Bovendien blijk ik
daar op de computer een weggetje dicht langs het water te hebben gezien, die de
naam weggetje niet mag hebben. Eerst rij ik het ‘weggetje’ voorbij. Na te zijn
gekeerd vind ik een asfaltstrookje van hooguit 1 m breed. Wel mooi asfalt
trouwens. Alleen, al dat moois, op het uitzicht na, houdt op. Wat rest is eerst
een gravelpad, niet slecht, en daarna beton. Echter, in dat beton zitten
trappen. En niet zo maar één of twee treden, nee serieuze trappen met wel 20 -
30 treden. Dat is dus lopen en slepen met de fiets. Maar goed, het uitzicht op
de kleine strandjes maakt alles goed. Dan, na 1,1 km in 12 minuten, bereik ik
eindelijk weer asfalt en gaat het verder Monte Carlo in.
In de jachthaven van Monte Carlo liggen dus de echte jachten van het grote geld.
Ik zet er een paar op de foto. Wat het hier ook bijzonder maakt, is dat ik over
het stratencircuit van de Grand Prix van Monte Carlo fiets. Ik rij zelfs door de
tunnel onder het grote apparte¬menten-complex. Verderop in Monte Carlo wil de
gps me omhoog sturen. Dat is immers de uitgezette route. Op geluk en borden
navigeer in onderlangs. Dat valt nog niet mee. Op een gegeven ogenblik vraag ik
een agent of de weg die volgens mij de juiste kant op gaat, ook voor fietsers
richting Nice is. Niet dus, ik moet gewoon de groene borden volgen. Het weer
valt best mee; de grote thermometer langs de weg geeft ‘slechts’ 36 graden aan.
Nog even volg ik de borden, dan pak een iets andere, lagere weg. Als ik een
bordje met het opschrift Basse Corniche zie, weet ik dat ik op de goede weg zit.
Ik zit hier niet op zeeniveau, maar beduidend hoger. Langzaam golft het verder,
nu weer met uitzicht op St. Jean-Cap-Ferrat. Bij Beaulieu-sur-Mer verlaat ik de
Corniche voor een bezoek aan de haven. Bovendien kan ik dan ook het lusje over
St. Jean-Cap-Ferrat rijden. Ik doe daar niet moeilijk met binnenweggetjes en rij
gewoon de doorgaande lus. Dit is dus echt fietsen door een villawijk. Helaas
staan er veelal hoge heggen en/of hekken om, zodat je niet kunt zien wat voor
moois er staat. Sommige huizen zijn bescheiden, andere hebben wel een erg lange
heg langs de weg. Na dit rondje begint Nice te naderen. Nog even iets omhoog,
dan om een rots en ik daal af naar de haven van Nice. Hier gaat het langs de
haven, onder langs het kasteel en over het fietspad. Daar kom ik ook nog een
drumband tegen. Je ziet hier echt van alles langs de weg.
Terug langs de kust
Als ik om half negen langs het strand fiets, liggen de eersten al te bakken.
Verder wordt er gewandeld, gejogd, geskatet en uiteraard gefietst. Ze hebben
vandaag de wielrenners losgelaten. Over het fietspad gaat het langs het
vliegveld.
Voorbij Cros de Cagnes rij ik een eind praktisch over het strand.
Overal staan de auto’s strak achter elkaar langs de weg geparkeerd. Alles en
iedereen zit op het stand. Ik rij van strand naar strand. Wat me hier langs de
weg wel opvalt, is dat ik bijna geen Nederlandse auto’s zie staan. Kennelijk
komen die hier niet.
Je kunt goed zien dat booteigenaren een voorkeur hebben; in Antibes liggen weer
de grootste jachten. Het gaat rond over de Cap d’Antibes en maar weer eens langs
het strand. Net voor Cannes, bij de Pointe de la Croisette, is het
verschrikkelijk druk; de auto’s staan regelmatig muurvast en draaien rondjes
over de parkeerplaats. Maar goed dat ik met de fiets ben. Al zwetend gaat het
door Cannes. Gelukkig is er zo nu en dan een briesje dat verkoeling brengt. Maar
helaas nooit als het toevallig even ergens iets omhoog gaat. Dan staat hij
altijd in de rug en is het bloedheet.
Voorbij Cannes verandert de kustlijn. Stranden maken plaats voor
rode rotsen
. Door de
zonnebril met rode glazen hebben die een hele vreemde oranje kleur. Nu is
constant iets klimmen en dalen. Niet overdreven, maar toch. Overal liggen kleine
baaien waar bootjes voor anker zijn gegaan. Overal zitten mensen aan of in het
kraakheldere water. Zo helder zie je het niet bij de grote badplaatsen met
zandstranden zijn.
Langzaam gaat het verder langs de kust. Soms heb ik geen idee hoe ver ik ben. De
enige houvast is de afstand tot St. Rafael; dit bereik net na de middag. Tijd om
iets te eten. Terwijl ik hier zit, stopt er een motor met twee dames. Na een
tijdje verschijnen er nog 4 motoren met dames, ook rijden er nog twee langs.
Kennelijk is de damesmotorclub onderweg voor een ritje. Als ik weer verder ga,
kijk ik eens op de thermometer, 36,5 graden. Dat is niet mis. Verderop in St.
Rafael is markt gehouden, midden op de weg. De kooplieden zijn net alles aan het
opruimen. Als ik even bij een hek stop om de route te controleren, sta ik vlak
bij een agente. Net op dat ogenblik wil een vrouw verkeerd om langs de rotonde
en langs het hek. Nou, daar was de agente niet blij mee (zacht uitgedrukt).
Bij Frejus merk ik dat ik al een tijdje veel meer Nederlanders zie. Kennelijk
komen ze hier wel. Wat verder opvalt, is dat er sluierbewolking opkomt. Hierdoor
is het niet helemaal zo warm meer. Nou ja, niet zo warm, op het ogenblik dat het
omhoog gaat met de wind in de rug, is het nog steeds warm. Het zicht richting
zee valt tegen, vooral in het zuiden hangt echt een waas over zee. Ondertussen
begint Ste Maxime te naderen. Net nu het aangenaam fietsen wordt. De temperatuur
is meer dan 10 graden gedaald sinds de middag. Na een klein rondje door de stad,
wordt het hotel bereikt. De fiets mag gewoon mee
op de kamer.
Het past allemaal
net. Maar net is meer dan genoeg.
St. Tropez zonder zijn gendarmes
Ongelooflijk wat hier om half negen al weer langs het strand huppelt. En dan
bedoel ik niet alleen de strakke topjes voor de heren, maar ook voor de dames is
er wel wat te bekijken. De eerste stop is St. Tropez. Laat ik daar nou direct al
langs het kantoor van de Gendarmerie National komen. Alleen de gendarmes uit de
film ontbreken.
Door naar de haven met de kade waar de films altijd eindigen met
de parade. Daar liggen ook de winkeltjes waar de dochter in één van de films
haar inkopen doet. De jachten zijn wel iets groter dan toen. Daar ligt toch voor
een
kapitaal aan de kade
. Na St. tropez volgen weer heuvels. Nu zou ik toch één
personage uit de Gendarme-films wel tegen willen komen. Nou ja, tegenkomen,
willen zien. Dat schitterende nonnetje dat daar altijd rondscheurde in die
blauwe eend. Maar helaas, ze is er niet. Op naar de
Col de Collebasse (129 m)
.
Weliswaar geen hoge, maar wat ik altijd al zeg komt uit. Ik sta daar een foto te
maken en er komen 3 wielrenners omhoog. De middelste draagt een Raboshirt;
Nederlanders dus. Als ik op stap is er nog een 4e. Later komt me ook nog een
Nederlandse dame achterop.
De geplande route tijdens de afdaling blijkt een zandweg te zijn. Een eind
verderop vind ik wel een asfaltweg die naar de gps-route voert. Rustig gaat het
verder. Maar erg vlak is de route niet lang. Richting Cavalaire sur Mer begint
het te klimmen. Langzaam klimt het steeds verder. En warm dat weer is.
Regelmatig rij ik stukken over de aangegeven fietspaden. Misschien niet altijd
even breed, soms erg smal voor twee richtingen, maar je zit in ieder geval niet
tussen het overige verkeer, en dat scheelt. Ook bij Cavalaire wordt ik een
fietspad opgestuurd. Maar dat roestige bruggetje waar al treden van zijn
weggeroest, die is nooit voor dit fietspad geplaatst. Even verder wordt alles
duidelijk; ik rij een tunnel in. Hier ligt het fietspad een deel op de plek van
een voormalige spoorlijn.
Bij Le Lavandou verlaat ik de doorgaande weg om weer eens binnendoor te steken.
Nou dat kost dus weer de nodige zweetdruppels. Maar het levert ook wat op, er
blijkt daar nog een pas te liggen; de Pas de la Griotte (ruim 60 m). Na de
afdaling begint een golvende traject tussen de wijngaarden door en langs een
paar grote wijnchateaus. Vanaf La Londe tot aan Hyères-Plage is het zo goed als
vlak. Maar ook warm; de gps geeft weer rustig 37 graden aan. Doordat er zo nu en
dan toch iets wind voelbaar is, valt het hier niet tegen. Het gaat zelfs zo goed
dat ik de extra lus over Presqu’île de Giens besluit te nemen. Een mooie vlakke
lus eerst langs bebouwing heen en tussen de zee en
de zoutpannen
terug. Ook hier
heeft de zon me goed te pakken.
Als ik weer op de route kom, is het nog 18 km te gaan. Niet zo ver zou je
zeggen, maar het lusje langs La Garonne is niet te onderschatten. Constant op en
neer in de brandende zon en geen zuchtje wind. Tenminste, niet als je het wel
zou kunnen gebruiken. Het gaat dan ook hard met mijn water en er is echt niets
over om te koelen. Pas in La Pradet zie ik een fontein. Ik zou er wel in willen
duiken, maar ik hou het op koelen van de armen en uitspoelen van het petje. Als
ik ook een bidon vol gooi, komt een man me waarschuwen dat het geen drinkwater
is. Ik geef aan dat ik hem wil gebruiken voor koeling, dat is prima. Hier begin
ik aan het laatste stuk naar Toulon. Via de haven rij ik Toulon in. Nu het hotel
nog vinden. Rustig de gps volgen. Op een rotonde gaat het bijna mis. Kennelijk
begrijpen ze het daar niet als je op de fiets richting aan geeft. Terwijl ik
rechtdoor wil naar een volgende afslag, dus richting aangevend naar links, wil
een auto toch nog even voor me langs. Het gaat net goed, maar vervolgens blijk
ik wel weer ergens een verkeerde afslag te hebben. Langs het voetbalstadion gaat
het in de richting van de route. Ik kom hem vanzelf weer tegen. Nu is het de gps
volgen en heel goed opletten. Het einde van de route is bereikt, ik sta voor het
hotel. Ik mag naar de vierde verdieping en de fiets mag bij de balie blijven
staan. In principe zit daar steeds iemand.
Terug naar het begin
Toulon is een knooppunt van wegen. Het is dus opletten of ik goed rij en of
de gps geen gekke dingen doet. Gelukkig gaat het allemaal goed. Ik wordt wel een
stuk door de stad omhoog gestuurd, terwijl ik ook dichter langs de kust had
gekund, maar goed, het is nog vroeg. Na een korte afdaling ben ik dan toch aan
zee. Ik steek de landtong over en verlaat ik de drukte. Maar dan staat er een
bord ‘Route barrée’. Normaal is dat doorrijden, maar het hek beslaat de hele
weg. Ik vraag een wielrenner of ik door kan. Volgens hem geen probleem en is het
een mooie weg. Dat mooi houdt natuurlijk wel weer in dat het omhoog gaat. Het
eerste deel uiteraard tussen de bomen door, zonder een zuchtje wind. Dat valt
weer tegen. Soms heb ik ook nog uitzicht op zee, maar de hoek is vaak zodanig,
dat het bijna allemaal water is. Als ik in het vrije fiets en de zon me vol
pakt, zie ik bovenop de berg een kerkje liggen. Dat zou de Notre Dame du Mai
kunnen zijn. In dat geval schiet het eerste deel mooi op. Gelukkig blijkt de
gekozen weg niet verder te klimmen, maar het gaat omlaag. Over een niet al te
denderende, smalle weg gaat het door vele bochten omlaag. Er is amper te zien
wat gaat komen, zo bochtig is het hier. Ik kom hier regelmatig fietsers tegen.
Ook zijn er wandelaars. Waarschijnlijk gaan ze de kerk bezoeken. Als ik weer een
hek passeer, staan daar veel auto’s. Kennelijk is dit een veel gebruikt
startpunt.
Bij Brusc komt me warempel een luchtig zeewindje tegemoet; dat is even heerlijk
fietsen. Helaas duurt dat niet lang. Ik ben wel van water voorzien, want bij het
binnen draaien van Sanary sur Mer was daar een fontein met drinkwater. Maar ja,
het klimt en de wind valt weer weg, dus zweten maar. Ik moet nodig wat eten,
maar heb nog geen inkopen gedaan. Ik rij Bandol in, in de hoop een winkel te
vinden. Helaas kost me dat een hoop tijd, want hier vlak bij het strand is het
weer helemaal filerijden. Dan een metertje vooruit, dan weer stilstaan. Zo gaat
de tijd snel, zonder dat je ergens komt. Als ik eindelijk uit de drukte weg ben,
gaat het weer omhoog (uiteraard). Maar ik passeer wel een Casino, dus zijn er
weer bananen en Yop beschikbaar.
Nog één keer pak ik een extra lusje langs de kust. Dit keer heb ik geluk en
daalt het lusje alleen maar. Dat is eigenlijk wel uniek, want de meeste lusjes
waren pittig. Bij La Ciotat verlaat ik definitief de Middellandse Zee. Het gaat
nu omhoog in de richting van de wolken waar ik de hele ochtend al tegenaan kijk.
Als dat maar goed gaat. Als ik Ceyreste uit rij, lijkt het mis te gaan met het
weer.
In de verte hoor ik het donderen en de lucht is daar donker.
Hier verlaat ik de gps-route. Met die donkere lucht boven de bergen is het
absoluut niet verstandig daar naar toe te rijden. Je weet nooit hoe het weer 600
m hoger uitpakt. Via St.-Jean-de-Garguier gaat het omlaag naar Roquevaire, dan
is het gewoon de doorgaande weg volgen tot La Bouiladisse. Ik ben terug bij de
auto.
Het laatste rondje
Vandaag nog even een korte etappe. Het begint al weer verrassend met een
lusje buiten het dorp langs. Hierdoor kom ik net van een andere kant op de
rotonde bij de snelweg. Dan is het afdalen naar Roquevaire. Daar begint het
ommetje naar Lascours. Alleen het begint wel lopend, want de doorgang onder het
voormalige spoorlijntje door is eigenlijk afgesloten. Hier begint het bekende
klimmen binnendoor. Toch is het een hele mooi weg en valt het klimmen nog wel
mee. Rechts kijk ik uit op de bergen waar het vandaag rond om heen gaat.
Terug richting de doorgaande weg heeft de gps een kortere weg gevonden. Op zich
heel mooi, maar die kortere weggetjes van de gps zijn altijd steil (tot 15 %).
Zo ook dit keer. Zwoegend en zwetend steek ik een stuk af tussen de huizen door,
die hier her en der verspreid staan. Bij Eoures heb ik het plaatsnaambordje
Marseille te pakken. Maar ook hier wordt ik weer eerder dan verwacht van de
doorgaande weg gestuurd. Weer is er een kortere doorsteek gevonden. Gelukkig
vallen de hellingen dit keer mee. Hier zitten geen uitersten tussen. Bij Allauch
heb ik goed zicht op de N.D. du Château. De route komt er niet helemaal langs,
maar houdt het iets lager gelegen dorp aan. Zelf hou ik de nieuwe weg om het
dorp aan.
Twee afslagen verder begin ik aan de klim over de D908. Deze klim loopt mooi
gelijkmatig op. Aan de rechterhand heb ik steeds het riviertje. Tenminste, daar
kijk ik de hele weg tegen een droge bedding
droge bedding
, die zo te zien al lang geen water
heeft gezien. Het gaat heerlijk omhoog, niet te steil, niet te warm, soms een
zuchtje wind. Alleen lijkt er geen eind aan te komen. Nu moet ik toegeven, op
basis van de kaart is het niet hellemaal duidelijk waar de klim eindigt. Het
smalle dal met de rotshellingen gaat langzaam over in een breder geheel met
geleidelijk oplopende berghellingen. En het blijft maar stijgen, alleen is het
hier wel weer warmer. Uiteindelijk klimt het 10 km door, tot bij Le Terme. Net
voor Le Terme kan ik genieten van een weids uitzicht over de omgeving.
Het daalt
daarna wel iets, maar niet echt veel. Na het kruisen van het voormalige
spoorlijntje stijgt de weg gewoon weer. Ik volg de route nog tot een paar km
voorbij de snelweg. Dan buig ik rechts af om door een laatste dal richting La
Bouilladisse te rijden. Dan zit het er op en gaat de fiets definitief de auto
in.
Al met al minder gefietst dan gehoopt. De planning was om circa 100 km gemiddeld
per dag te halen. Maar door het warme weer zijn een paar dagen ingekort. Het
resultaat is totaal ongeveer 732 km. Toch altijd nog 91 km gemiddeld. Helemaal
niet gek gezien het feit dat ik de meeste dagen heb gefietst bij een opgegeven
temperatuur van 30 tot 32 graden. Regelmatig was 35 tot zelfs bijna 37 graden op
de gps te zien. Zelfs vanochtend op de korte rit stond er nog een keer 32
graden, en dat was nog voor de middag. Het totale hoogteverschil in deze 8 dagen
was, ondanks de redelijk vlakke ritten langs de kust, toch nog 8664 m. Dat is
altijd nog ruim 1000 m per dag.
(c)2013, Henk Luggenhorst