Het verhaal van ex-wielrenner Leo Kester, alias
de formidabele Smit uit Rotterdam, opgeschreven door zijn dochter
Terri James-Kester
"Wielrennen is niet meer wat het geweest is. Gelukkig
maar. De sfeer van dubieuze praktijken en gesuggereerde connecties
met de onderwereld waarin de sport tegen de verdrukking in volwassen
werd, heeft mij vroeger parten gespeeld en me uiteindelijk gedwongen
mijn fiets aan de wilgen te hangen.
"Maatschappelijke status was in de dertiger jaren belangrijk,
en zelfs als twintigjarige was het mij pijnlijk duidelijk dat
mijn vader nooit zijn toestemming zou geven voor het beoefenen
van een sport die niet alleen in een bedenkelijk daglicht stond,
maar nog gevaarlijk was ook. Op de steile houten en betonnen banen
die toen het wegrennen nog overvleugelden, waren valpartijen aan
de orde van de dag. En je ouders met goede argumenten overtuigen,
was er in die tijd ook al niet bij. Er zat dus niets anders op
dan te proberen met list en bedrog mijn ideaal - een eigen racefiets
kopen om aan baanwedstrijden te kunnen meedoen - te bereiken.
"De eerste stap was het aannemen van een andere naam. Het
werd Smit, uit Rotterdam - een neutrale identiteit die me in staat
zou stellen om als een anonieme Pim Pandoer mijn rondjes te rijden
en die me zou bevrijden van de kortzichtige mentaliteit van het
dorp waar ik woonde. Vervolgens ging ik op zoek naar een fiets,
destijds geen eenvoudige opgave. Ik wist dat er in Den Haag in
de rosse buurt bij het Hollands Spoor een speciaalzaak was, Bontekoe
genaamd. Aan een nieuwe fiets viel niet te denken, maar de eigenaar
wilde die verlegen jongen, zo groen als gras maar vol enthousiasme,
wel helpen. Met een adres, haastig op een stuk krantenpapier gekrabbeld,
stond ik even later weer buiten. Jonckheer Bosch van Drakesteijn
stond erop, met een adres in een heel wat chiquere buurt.
"De jonkheer zal zich in de bibliotheek bij u voegen,' zei
het dienstmeisje dat de deur opendeed op afgemeten toon. Ze was
gekleed in een zwarte jurk met wit kanten schortje, een uniform
dat je tegenwoordig alleen nog in Victoriaanse televisieseries
ziet. Als je werkelijk tot de bovenlaag behoorde kon je kennelijk
wel aan een plebejische sport als wielrennen doen, constateerde
ik, geheel in de ban van het verboden avontuur. De jonkheer was
inmiddels al over zijn wielerbevlieging heen en was bereid mij
voor twintig gulden zijn baanfiets te verkopen - een kaal, voor
huidige begrippen loodzwaar frame zonder banden. Nog nooit had
ik zoveel geld uitgegeven. "Nu nog banden. Om die te bemachtigen
daalde ik weer af naar de laagste sport van de maatschappelijke
ladder. Een afspraak in een donkere steeg had het gewenste resultaat:
voor nog eens vijftien gulden was ik de trotse bezitter van een
fiets mèt banden. Wel was ik om ze te kunnen afbetalen
gedwongen om een employee van mijn vader op betaaldag in
vertrouwen te nemen.
"Eindelijk kon ik mij serieus aan de wielersport gaan wijden.
Ieder vrij ogenblik bracht ik door op de houten baan in Rijswijk.
Hoewel de renners zelf in een kwade reuk stonden, was het bezoeken
van wielerwedstrijden voor 'fatsoenlijke mensen' wel bon ton.
Nooit zal ik het moment vergeten dat mijn vader aan tafel langs
zijn neus weg zei: 'k zag vanmiddag op de wielerbaan een renner
die precies op jou leek. Hij kwam uit Rotterdam.'
"Bescheiden succesjes voedden mijn passie voor de wielersport,
maar een van de mooiste momenten had slechts zijdelings met wielrennen
te maken. Een expeditie naar Ginniken in Brabant, waar toen een
betonnen baan was, dreigde op een teleurstelling uit te lopen
toen bij aankomst bleek dat mijn fiets niet in orde was. Een paar
minuten voor de wedstrijd klampte ik wanhopig een mecanicien aan,
die het euvel in een mum van tijd verhielp. Wat was ik trots toen
ik ontdekte dat hij in dienst was van de grote Kees Pellenaars,
de latere wereldkampioen.
"Vroeg of laat moest de reden voor mijn veelvuldige afwezigheid aan het licht komen: een leverancier lichtte mijn moeder in over mijn laakbare vrijetijdsbesteding. Ik werd ontboden bij mijn vader, die mij op kalme toon te verstaan gaf dat het afgelopen was met mijn wielercarrière. Maar mijn licentie, op naam van mijn alter ego Smit, Rotterdam, ligt nog steeds in de la."
Leo Kester
(Verhaal afkomstig van Internet)